De multidisciplinaire richtlijn Addendum Depressie bij jeugd uit 2009 vormt het uitgangspunt voor onderstaande paragraaf, aangevuld met onderzoek dat tussen 2009 en 2012 is verschenen. Het stroomdiagram van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (2016) geeft het proces weer van het signaleren van depressieve klachten bij jongen, tot het begeleiden, monitoren, nader onderzoeken en toeleiden naar verdere diagnostiek en eventueel behandeling. De richtlijn Addendum Depressie bij jeugd (Trimbos, 2009) bevat een flowchart die als hulpmiddel kan dienen bij aanbevelingen voor behandeling (pagina 110) en een overzicht die ondersteuning kan bieden bij het inschatten van de ernst (pagina 111). Uiteraard start iedere behandeling met psycho-educatie waarbij ouders en kind niet alleen uitleg krijgen over wat een depressie is, maar ook over de hypothese waarom juist dit kind in deze omstandigheden een depressie heeft ontwikkeld en hoe dit samenhangt met het behandeladvies. Bij lichte depressies wordt geadviseerd te beginnen met psychosociale interventies, gericht op het verminderen van stressoren en het vergroten van de draagkracht van het kind. Gevonden is dat bij 1:5 kinderen hiermee de depressie al opklaart. Als dat niet het geval is, is cognitieve gedragstherapie (CGT) (bij kinderen van 8-12 jaar) dan wel interpersoonlijke psychotherapie (IPT) (bij pubers van 13 -17 jaar) de behandeling van eerste keus bij lichte tot matig ernstige depressies. Bij matig ernstige tot ernstige depressies verloopt het herstel sneller als een antidepressivum wordt toegevoegd aan een psychologische behandelvorm. Bij de ernstigste depressies lijkt CGT geen toegevoegde waarde te hebben naast medicatie en is er veel voor te zeggen om te beginnen met medicatie en activatie en later een psychologische behandelvorm toe te voegen De ernst van de depressie, en de mate van herstel na 12 weken zijn het meest voorspellend voor het beloop. Actief volgen of de behandeling wel effect heeft en niet genoegen nemen met traag of slechts gering herstel is dus van groot belang. Behandeling is steeds gericht op remissie. De aanwezigheid van comorbide angst en dysthymie, autisme spectrum stoornissen, persoonlijkheidsproblemen, alcohol- en middelenmisbruik, zelfbeschadiging en conflicten in het gezin zijn van grote invloed op het al dan niet slagen van de behandeling. Deze condities moeten dus meegenomen worden in het behandelplan. Ongeveer een derde van de behandelde kinderen of jongeren verbetert echter niet met psychotherapie in de vorm van CGT of IPT. Als na een psychotherapeutische behandeling van drie maanden geen verbetering is opgetreden, wordt gestart met een antidepressivum en wel een selectieve serotonine heropname remmer (SSRI). Bij kinderen onder de acht jaar is terughoudendheid geboden met het voorschrijven van deze middelen. Uit farmacotherapeutisch onderzoek komt naar voren dat ongeveer 60% van de jeugdigen met een depressie die worden behandeld met een SSRI niet opknapt (Bridge e.a., 2007). Geadviseerd wordt om na de acute behandelfase door te gaan met onderhoudsbehandeling en in totaal tenminste 6-9 maanden te behandelen. Voor medicatie geldt het advies om een jaar door te gaan. Niet alleen lijkt op deze manier de kans op recidive (iets) lager dan eerder werd gevonden, in één van de grote multicenter onderzoeken van de afgelopen jaren (TORDIA) ging het herstel nog door tijdens deze onderhoudsfase. Tenslotte is geen behandeling compleet zonder een terugvalpreventieplan: wat kan de jongere doen als de stress weer oploopt en de stemming dreigt te dalen, en wat kan de omgeving hierin betekenen? De kans op een recidief is immers groot. Bij jongvolwassenen is het van belang om de omgeving (ouders) te blijven te betrekken, ook wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. TagsBehandeling