Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Nieuws

“Het Kenniscentrum is klein, maar ons netwerk is heel groot.”

Foto van Hein Rijkenberg

Terugblik op vier jaar directeurschap

Hein Rijkenberg verlaat na ruim vier jaar als directeur het Kenniscentrum. Hoe kijkt hij op die tijd terug? Er lag een duidelijke taak om de samenwerking met het NJi en het Landelijk Kenniscentrum LVB te versterken. Is hem dat gelukt? Wat is er verder onder zijn leiding bereikt? En welke ontwikkelingen heeft hij voorbij zien komen, binnen het Kenniscentrum en in het veld? Je leest het in dit afscheidsinterview.

Hein, hoe zit je erbij?

Ik zit hier wel opgelucht, omdat ik vier goede jaren bij het Kenniscentrum heb gehad. Daarin heb ik gedaan waarvoor ik aangenomen was; veel dingen zijn gelukt, en sommige dingen niet. Dus ik zit hier wel vrij ontspannen nu. Alles staat, Marjan kan zo doorgaan zonder dat ze heel ingewikkelde dingen hoeft te doen. Dat voelt goed, dat ik het heel netjes overdraag.

De eerste tijd als directeur

Waarom ging je bij het Kenniscentrum werken?

Het bestuur zocht een interim-directeur, om de directeurstaken waar te nemen. Daar kwamen al snel een aantal verzoeken van het bestuur bij, zoals het verhuizen naar een nieuw kantoor. En toen kwam corona, een gekke tijd. Steeds verlengden we mijn opdracht van drie naar zes naar negen maanden, en uiteindelijk heb ik vier jaar directeur van het Kenniscentrum mogen zijn.

En ik wilde ook steeds verlengen: het Kenniscentrum is een interessante plek, omdat we hele serieuze partners zijn binnen het netwerk en het bredere veld van de jeugdhulp. Andere partijen in dat veld betrekken het Kenniscentrum bij veel interessante ontwikkelingen, zoals bij de transitie en transformatie van de jeugdhulp. En bij de samenwerking met het Nederlands jeugdinstituut en het Landelijk Kenniscentrum LVB. Met die laatste partij hebben we trouwens binnen de gezamenlijke Academische Werkplaats Kajak waardevolle kennis opgeleverd voor professionals die werken met kinderen en jongeren met een lvb én een psychisch probleem. Dat soort kennis is een blijvende, grote behoefte.

Hoe trof je het Kenniscentrum aan, wat was al goed en bij welke zaken dacht je: hier moet ik werk van maken?

Het Kenniscentrum was bij mijn aantreden veel groter dan wat het nu is. We hadden meer subsidie van VWS, zaten financieel in een ruimer jasje. Ik herinner me dat we in die tijd kwalitatief heel goed waren, we hadden meer mensen die echt vanuit de inhoud iets konden betekenen. We hebben toen veel goede dingen gedaan, maar tegelijkertijd was er misschien te veel vrijheid in wat we deden?

Nu hebben we nog steeds goede mensen, maar veel minder capaciteit. Dus moeten we steeds alert zijn op wat we kunnen en willen. Dat betekent ook: terug naar de kern van ons werk: de praktijkstandaarden. In hoeverre ze in de toekomst de kern van ons werk blijven, daar spreken we zo nog over.

Daarnaast zag ik dat we meer uit de betrokkenheid van de leden van het Kenniscentrum konden halen. Dus heb ik me erg gericht op de leden, om hun betrokkenheid nieuw leven in te blazen. Dat was inderdaad de opdracht van het bestuur: dat ik me in het netwerk zou bewegen en dat we aansluiting zouden krijgen bij VWS.

Het belang van het Kenniscentrum

Wat is volgens jou de kracht van het Kenniscentrum?

Veel partijen denken dat we zo groot zijn als het Trimbos-instituut. Blijkbaar stralen we dat uit. Dat komt door onze output-gerichte manier van werken: elke activiteit levert iets praktisch toepasbaars op, wat we delen met de buitenwereld. Dat doen we onder meer via onze zeer uitgebreide, kennisrijke website, en met meerdere berichten per week op sociale media. Daardoor vinden professionals op allerlei vlakken de informatie en hebben ze het idee dat daar een gigantisch grote organisatie achter zit. Dat is onze kracht en onze valkuil: dat we het allemaal moeten onderhouden met weinig mensen.

“Met een combinatie van praktisch toepasbare output en een groot, actief netwerk, daarmee maak je impact.”

Hoe zorg je dat je als klein kenniscentrum toch impact maakt?

We hebben minder dan tien mensen op kantoor, allemaal goede professionals. Daarbuiten zijn er heel veel mensen op een manier verbonden aan het Kenniscentrum. Ik zeg altijd: “Het Kenniscentrum is klein, maar ons netwerk is heel groot.” De kinder- en jeugdpsychiaters en -psychologen, onze belangrijkste doelgroep, weten ons goed te vinden en een heel aantal van hen doet veel voor het Kenniscentrum. Ook andere professionals dragen vaak bij aan de kennis die het Kenniscentrum verzamelt, bundelt en verspreidt. We zijn dus altijd heel serieus genomen, en nog steeds, want we hebben veel te bieden. Dus met een combinatie van praktisch toepasbare output en een groot, actief netwerk, daarmee maak je impact.

Is er nog wel een plek voor een kenniscentrum dat specialistische kennis, verzamelt, bundelt en verspreidt?

Dat is een van de dingen die ik me afvraag, gezien de beweging naar integraal werken. Ik heb het antwoord niet. Ik zie wel dat we als vereniging met leden toch steeds weer belangrijk blijken binnen het hele stelsel. Dat we moeten blijven zorgen voor die specialistische kennis.

Ontwikkelingen

Welke ontwikkelingen heb je tijdens je jaren als directeur gezien, bij het Kenniscentrum en in de jeugdhulp?

In de brede jeugdhulp zie je dat de verschillen tussen disciplines kleiner worden. De disciplines zijn meer tot elkaar gekomen. Sommige van onze leden hechten specifiek waarde aan de ontwikkeling van de specialistische jeugd-ggz. Zij geven aan dat die kennis en expertise belangrijk zijn, dat kinderen en jongeren met ernstige psychische problemen iets anders vragen dan waar de lichtere jeugdhulp zich mee bezighoudt.

Tegelijkertijd zie je dat het steeds meer één wereld wordt, waarin de diverse specialismen integraal samenwerken. Sommige leden vragen ons dan ook: hoe kan het Kenniscentrum naast de praktijkstandaarden meer aandacht besteden aan gezinsgericht werken? Wat heeft het gezin nou nodig? Dus inclusief ouders, zusjes en broertjes, en misschien nog breder: de leerkracht op school, de voetbalcoach. Hoe kan het Kenniscentrum daarop inspelen? Als je op die manier kijkt en daarover kennis verzamelt en verspreidt, dan ben je denk ik nog waardevoller.

Is dat niet ingewikkeld? We kunnen ook zeggen: bij het Kenniscentrum gaat het juist over specialistische hulp. Als je dan je gaat bezighouden met gezinsgericht werken en het dus breder trekt, wordt het al snel een soort algemene jeugdhulp en dat is wat het Kenniscentrum juist niet doet.

Dat is mooi aan de samenwerking van het Kenniscentrum met Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het Landelijk Kenniscentrum LVB. Daar waar het voorheen heel aparte velden waren, zijn we de afgelopen tijd hard bezig geweest om de kennis aan elkaar te verbinden. Als een wijkteamprofessional iets algemeens wil weten over ADHD, dan komt hij in eerste instantie bij het NJi terecht. En voor meer specifieke kennis verwijst het NJi door naar ons. We zorgen ervoor dat die professional naadloos bij onze kennis uitkomt. Dus een doorgaande lijn. Daarmee voldoet het Kenniscentrum nog steeds aan een behoefte: dat het duidelijk is voor welk stuk je als professional, ouder of andere belanghebbende terechtkunt bij de specialistische jeugd-ggz.

“We zijn de afgelopen tijd hard bezig geweest om de kennis aan elkaar te verbinden.”

Kansen voor het Kenniscentrum

Je hebt tijdens je directeurschap een aantal nieuwe leden aan het Kenniscentrum weten te binden. Kun je daarover iets vertellen?

We hebben altijd gezegd: alle kennis die we hebben, is openbaar toegankelijk. Het is immers publiek geld, en de kennis draagt bij aan steeds betere jeugdhulp, die voor iedereen beschikbaar moet zijn. Dat maakt het tegelijkertijd een zwakke plek: ook niet-leden kunnen de kennis gebruiken. Daarom ben ik met veel partijen, waarvan je verwacht dat ze lid zouden zijn, in gesprek geweest. Ze kennen het Kenniscentrum allemaal, waarderen ons heel erg en dragen ons een warm hart toe. Sommige leveren zelfs experts voor onze activiteiten op het gebied kennisverzameling. Ondanks dat het lidmaatschap niet om heel grote bedragen gaat, haken potentiële leden vaak af om financiële redenen.

Het is me gelukt om KOOS en Spoor030 lid te maken. Zij werken al langer integraal en gezinsgericht, zo verrijken zij het Kenniscentrum met hun kennis en ervaring. Het Expertisecentrum Transculturele Therapie werd ook lid. Heel mooi, want zij hebben een maatschappelijk zeer relevant perspectief op jeugdhulp dat ook interessant is voor de andere leden. Net als Mental Health Caribbean in het Caribisch deel van het koninkrijk; zij zijn verbonden met Karakter en Levvel. Daar werken ze vooral ambulant, waarvan de leden in Nederland weer leren. Ik heb hun eigen, zeer waardevolle perspectieven betrokken bij ons inhoudelijk werk.

Wat zijn nog jouw wensen voor de kinder- en jeugdpsychiatrie?

Dat we de beweging naar meer gezinsgericht werken doorzetten. En dat we iets verzinnen op die wachtlijsten. Ik denk dan: “Hierover dachten we tien jaar geleden ook al over na…” En hoe gaan we om met de tekorten die er zijn? Daarbij is de hervormingsagenda en Kwaliteit & Blijvend Leren een interessante ontwikkeling.

Welke kansen zie je het Kenniscentrum in de nabije en wat verdere toekomst?

Een belangrijke ontwikkeling is dat we goed aansluiten bij de Hervormingsagenda. Daar komen kansen voor een nog betere samenwerking uit voort. Het Kenniscentrum heeft verschillende scenario’s uitgewerkt over welke rol en activiteiten we kunnen vervullen. Die leggen we voor aan de ledenvergadering. En dan moet er een soort actieplan komen: hoe gaan we het Kenniscentrum positioneren, wat kun je wel en niet doen, en hoe groot moet je daarvoor zijn?

Persoonlijke terugblik op vier jaar directeurschap

En nu je terugkijkt op jouw vier jaar als directeur, wat waren lastige uitdagingen en hoe ben je daarmee omgegaan?

De financiële kant is en blijft een uitdaging: om elk jaar de begroting goed rond te krijgen. Om met weinig middelen toch heel veel te doen. Dat is vaak puzzelen, en scherpe keuzes maken. Dat is vaak nét gelukt.

Daarnaast hebben we te maken met een arbeidsmarkt die heel veel ruimte biedt aan mensen om snel te veranderen van baan. Er zijn andere kenniscentra die medewerkers net iets meer te bieden hebben als het gaat om persoonlijke ontwikkeling, bijvoorbeeld met een ruimer scholingsbudget. De laatste tijd zijn er bijvoorbeeld een aantal collega’s overgestapt naar het Trimbos-instituut. Jammer, en begrijpelijk. Tegelijkertijd denk ik: die hebben we dan toch maar mooi opgeleid voor de jeugdhulp! Zij komen bij ons vaak onervaren binnen en doen heel snel kennis en werkervaring op. De gemiddelde medewerker blijft twee, drie, vier jaar. Daarna willen ze gewoon groeien en door met hun carrière. Dat verloop maakt ons wel kwetsbaar. Met iets meer financiële armslag zou je meer inzetten op deskundigheidsbevordering, waardoor jonge medewerkers wat langer blijven. Dat zou de continuïteit ten goede komen. Tegelijkertijd zie je dat onze robuuste manier werken en onze cultuur ervoor zorgen dat we vrij makkelijk schakelen als er weer nieuwe collega’s bijkomen.

Wat vond je de leukste, beste dingen die je de afgelopen vier jaar hebt gedaan?

Ik heb de afgelopen jaren voor een hele goede uitwisseling tijdens de ledenbezoeken gezorgd.  Dat waren vaak ontmoetingen met meerdere leden tegelijk. Dan laat je de ander goed zien waarmee je bezig bent. We hebben die bijeenkomsten vaak gekoppeld aan presentaties van academische werkplaatsen of bijdragen van experts op een specifiek onderwerp. Dat waren inhoudelijk heel interessante werkbezoeken.

En doordat we allemaal vaardig zijn geworden met online overleggen, heb ik veel meer leden aandacht kunnen geven dan wanneer zij of ik elke keer naar elkaar toe hadden moeten reizen.

De volgende stap

Wat ga je doen, nu je met pensioen bent?

Ik zeg tegen mensen: “Ik ga niet met pensioen, ik ga stoppen met werken. En dan ga ik eens kijken: wat is er nog meer om me heen, wat zijn er voor leuke dingen in het leven om te ontdekken? En als daar misschien nog eens een mooie werkklus uitkomt, dan is dat prima. Nu even rust, het is best stressvol geweest om het allemaal overeind te houden.

“Ik ga niet met pensioen, ik ga stoppen met werken.”

Zijn er nog zaken die je de volgende directeur wilt meegeven?

Marjan is zeer enthousiast, dat is heel leuk en nodig. Zij heeft een net iets andere insteek dan ik, en een andere opdracht vanuit het bestuur. Ik denk dat ik de basis heel goed heb staan, dus Marjan hoeft zich daar niet zo druk om te maken. Zij kan zich vooral richten op het vinden van meer financiële middelen. Ik denk dat ze daar met haar netwerk en kennis vanuit MIND de juiste persoon is voor het Kenniscentrum in deze fase. Ze kan net iets anders toevoegen dan ik gedaan heb. Dat gaat haar zeker lukken.

Tags