Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Behandelvormen

Eetstoornissen kunnen, ambulant, poliklinisch of (dag)klinisch worden behandeld en bij voorkeur door een multidisciplinair team met tenminste een psychiater/klinisch psycholoog, (gezins-) therapeut, diëtist en bij ernstig ondergewicht, overgewicht, of ernstig compensatiegedrag (zoals laxeren, braken) een (kinder-)arts of verpleegkundig specialist.

Overzicht van behandelvormen

Ambulante behandeling

Ambulante behandeling kan plaatshebben in een jeugd-ggz instelling maar ook bij een zelfstandige therapeut. Een jeugd-ggz instelling met specialistische kennis van eetstoornissen heeft echter de voorkeur omdat deze ook ambulant multidisciplinaire zorg kan bieden zeker als de eetstoornis ernstig is. Ambulante behandeling bestaat veelal uit voedingsmanagement, somatisch management, gezinstherapie en/of ouderbegeleiding en individuele therapie in de vorm van: interpersoonlijke psychotherapie, cognitieve gedragstherapie, psychomotorische therapie-lichaamswerk of begeleiding van een cognitief gedragstherapeutisch werker. Ook kan groepsgewijs gewerkt worden, bijvoorbeeld aan het begin van de behandeling gericht op het weer opbouwen van een eetpatroon, of in een deeltijdbehandeling waarbij verschillende groepstherapieën gecombineerd worden. Bij een zeer vroege start van de anorexia nervosa, in de latentiefase, lijkt het zinvol te werken met de ouders, zonder het kind te veel te betrekken in de gesprekken. De ouders moeten met het kind aan de slag in de thuissituatie, waar het kind de meeste gezonde invloeden kan krijgen. Zo snel als dit mogelijk is, moet het kind terug naar school, omgaan met vriendjes en weer gaan deelnemen aan sport; met inachtneming van gewichtstoename! Door de gezondheid zo dichtbij te halen, kan het kind ‘verleid’ worden de controle die het krijgt vanuit de eetstoornis los te laten en in te wisselen voor gezondere emoties. Een behandeling van deze jonge kinderen is vooral praktisch en directief van aard en neemt vaak niet meer dan enkele maanden in beslag.

Klinische behandeling

Voor kinderen of jongeren met een eetbuistoornis is in principe geen klinische behandeling beschikbaar. Er is wel een klinische behandeling voorkinderen en jongeren met ernstig overgewicht (morbide obesitas) en een substantieel deel van deze doelgroep voldoet aan de criteria van een eetbuistoornis.

In het geval van klinische behandeling wordt dikwijls gebruik gemaakt van faseprogramma’s (principe afkomstig van Rintveld). In faseprogramma’s wordt vaak rekening gehouden met aspecten van de motivatie van de patiënt. Een andere leidraad is gewichtstoename. In het Maudsley Model speelt ook de behoefte aan steun van derden, en het vermogen om weer zelfstandig gezond eetgedrag te vertonen, een rol. In de praktijk spelen combinaties van deze drie factoren en rol, en wordt per individu bekeken of een stap naar een volgende fase van het behandelprogramma gemaakt kan worden. Behandeling draait om groeien aan grenzen en dit wordt in de verschillende behandelfasen uitgewerkt. Het faseprogramma bestaat uit vier fasen. Per fase krijgt de patiënt steeds meer vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. Afhankelijk van de ernst hoeft de patiënt niet alle fasen te doorlopen, ook hier geldt het “stepped-care” model. Een opname kan echter ook kort zijn en gericht op het bereiken van een beperkt doel, zoals bijvoorbeeld het afbouwen van sondevoeding en de overstap naar gewoon eten, of het ontregelen van een te vast voedingspatroon; ook kan een korte opname gericht zijn op het couperen van terugval nadat herstel is opgetreden.

Cognitieve gedragstherapie

Cognitieve gedragstherapie wordt voor zowel de behandeling van anorexia nervosa, boulimia nervosa als eetbuistoornissen ingezet. Volgens de zorgstandaard Eetstoornissen van het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling ggz is de enhanced vorm van CBT (CBT-E) voornamelijk bewezen effectief voor de behandeling van boulimia nervosa en de eetbuistoornis (Fairburn, et al., 2015). Cognitieve gedragstherapie focust op het veranderen van gedrag en gedachten die de eetstoornis in stand houden (Gowers, 2008). Cognitieve gedragstherapie is een onderdeel in de systeemtherapeutische behandelingen, en worden beschreven door Lock, Stewart Agras & LeGrange (2002), Treasure, Smith & Crane (The New Maudsley Model, 2007) en Jansen, Elgersma & Mulkens (2008, gebaseerd op het behandelprotocol van Fairburn 1993) en tevens door Beer en Tobias (2011). In de praktijk wordt binnen eetstoornisbehandelingen met het werkboek ‘Eten zonder Angst’ gewerkt, wat eveneens gebaseerd is op Fairburn en een praktische vertaling is van de cognitief gedragstherapeutische interventies in afgebakende modules.  Tevens wordt het Terugvalpreventie-protocol van T. Berendsen gebruikt. Bij de eetbuistoornis met overgewicht is het vaak belangrijk de ouders ook mee te behandelen en een oudertraining op gedrag, bijvoorbeeld ten aanzien van voedselpreferenties aan te bieden. De behandelmethode biedt naast cognitieve technieken ook exposure-oefeningen (lichaamsbeeld) en gedragsexperimenten. De eetbuistoornis bij kinderen met overgewicht wordt altijd behandeld vanuit een multidisciplinair behandelprogramma (Braet e.a., 2008).

Op dit moment is cognitieve gedragstherapie de meest effectieve vorm van behandeling voor volwassenen met BN. Zelfhulpvormen van cognitieve gedragstherapie met begeleiding boeken vaak vergelijkbare resultaten. In deze studies namen (jong) volwassenen deel. Of cognitieve gedragstherapie ook voor jongeren de meest effectieve behandeling is, is nog minder bekend. Recent werden enkele vormen van cognitieve gedragstherapie, zoals een vorm aangevuld met enkele extra modules voor het aanpakken van perfectionisme, laag zelfbeeld, interpersoonlijke problemen en emotieregulatie problemen getoetst bij adolescenten met AN. Uit de resultaten bleek dat deze uitgebreide vorm zorgde voor gewichtstoename en verbeteren van de eetstoornis symtpomen. In een andere studie werd een cognitief gedragsmatige groepsbehandeling effectief gevonden voor het reduceren van eetbuien bij adolescente meisjes (voor een overzicht: Kass, Kolko, & Wilfley, 2013). Ook enkele gevalsstudies beschrijven goede resultaten ook bij adolescenten (le Grange-Schmidt, 2005; Schapman-Williams & Lock, 2007). Deze studies tonen een aantal veelbelovende resultaten voor de cognitief gedragstherapeutische behandeling van eetstoornis bij jongeren maar meer onderzoek op dit domein is noodzakelijk.

Jansen, Elgersma, Mulkens beschrijven een protocollaire behandeling voor BN bij jongeren (in: Braet & Bögels, 2014). Dit beschreven protocol is ook online gezet. Jongeren kunnen dit, indien gewenst anoniem, volgen via de website 99 gram (Vos, Elgersma, Jansen, 2011). Begeleiding vindt plaats door speciaal getrainde medewerkers. Tevens is een blended (een combinatie van face-to-face en online hulpverlening) protocol ontwikkeld, SMAAKK! (Vos, Elgersma, Jansen, 2013), waarmee deze behandeling gegeven kan worden.

Bij de cognitieve gedragstherapie voor de eetbuistoornis wordt liever gesproken van training dan van psycho-educatie, omdat gedragstraining een belangrijk onderdeel is. In de behandeling is veel overlap met de behandeling van overgewicht. Het tegengaan van eetbuien en gewichtsreductie is goed mogelijk, maar het behoud van deze verworvenheden kan problematisch zijn. De cognitieve gedragsbehandeling bestaat uit het verbeteren van eetpatronen, waarbij ook de behandeling van de ouders belangrijk is (Jansen e.a., 2011), en uit exposure om acceptatie van het lichaamsbeeld te bevorderen. Cue-exposure, gericht op het uitdoven van de fysiologische en emotionele reactie op het zien van lekker eten werkt goed bij volwassenen en wordt bij kinderen onderzocht.

Interpersoonlijke psychotherapie

Naast cognitive gedragstherapie, is bij volwassenen interpersoonlijke therapie (IPT) bewezen effectief in de behandeling van de eetbuistoornis, ook op de langere duur (Hilbert e.a., 2012). Daarnaast is interpersoonlijke psychotherapie vooral bewezen effectief te zijn voor de behandeling boulimia nervosa (Kass, Kolko, & Wilfley, 2013; Tanofsky-Kraff et al., 2014; Shomaker et al., 2017).

De gedachte is dat problemen blijven bestaan door moeilijkheden in huidige relaties en dat deze kunnen veranderen door deze gericht aan te pakken (Wilson e.a., 2010; Gowers, 2008; McIntosh e.a., 2005). Bij kinderen met een eetbuistoornis lijkt IPT ook goed te werken (Tanofsky-Kraff e.a., 2007). Omdat bij een eetbuistoornis bij kinderen het symptoom van controleverlies over het eten hardnekkig is, blijft langdurige ondersteuning nodig.

EMDR (Eye Movement Desensitisation Reprocessing)

Sinds een kleine tien jaar wordt er EMDR toegepast bij kinderen en jongeren met eetstoornissen (ten Broeke et al, 2008) met uiteenlopende doelen: reëlere lichaamsbeleving, positiever zelfbeeld, verwerken traumatische ervaringen en verminderen van de drang naar een eetbui. Een bijdrage aan een internationaal EMDR-protocollen-handboek (hoofdstuk ‘EMDR bij eetstoornissen’) is in de maak. In 2015 gaat er een multicenter-onderzoek lopen naar EMDR bij eetstoornissen bij jeugdigen en volwassenen (waaronder het verminderen van eetbuien).

(Meer)Gezinsbehandeling

Gezinsbehandeling heeft de meeste evidentie voor de behandeling van anorexia nervosa bij kinderen en adolescenten (Gowers, 2008; Eisler, 2011; Fonagy e.a. 2013). Het Maudsley Model (Lock, e.a., 2001) is de basis voor gezinsbehandeling, het model focust zich op gedragsverandering met betrekking tot eten om zo gewichtstoename te bereiken. Ouders spelen hierin een ondersteunende rol en worden niet aangewezen als oorzaak van de eetstoornis. Ouders worden aangemoedigd hun kind te helpen bij het hervoeden en worden bewust gemaakt van de belangrijke rol die ze hierin spelen (Gowers, 2008). Naar aanleiding van dit model is ook de meergezinsbehandeling ontwikkeld. De Multi Family Therapy van Eisler (2005) richt zich op het aanpassingsvermogen van de individu en het gezin als geheel. Ook de Multifamilientherapie van Asen & Scholz (2009) is gebaseerd op het Maudsley Model en wordt voor zowel de behandeling van anorexia nervosa als boulimia nervosa ingezet (Goossens, Boone, Van Durme, & Matton, 2013) Het boek “Ouders als bondgenoot” (een Nederlandse vertaling van Le Grange en Lock) vormt een helder en leesbaar verhaal voor ouders en hulpverleners over de visie van waaruit gewerkt wordt (ouders in expertrol en belang van lotgenoten-contact).  Hoewel er aan het eind van de behandeling weinig verschil in effect is tussen gezinstherapie en therapie waarbij de adolescent centraal staat, lijkt gezinstherapie iets effectiever in het bewerkstelligen van volledige remissie bij follow-up na een jaar (Lock e.a 2010). Vooral bij patiënten met ernstiger vormen van anorexia nervosa hebben baat bij gezinstherapie (LeGrange e.a., 2011). Recentelijk bleek gezinstherapie toegevoegd aan een multimodaal programma met name gericht op de familiedynamiek in plaats van op de eetstoornis, de behandelingsuitkomst te verbeteren in een randomized controlled trial studie (Godart e.a., 2012). De MeerGezinsDag-behandeling wordt inmiddels binnen verschillenden gespecialiseerde eetstoornis-instellingen in het land geboden voor jongeren met anorexia nervosa en boulimia nervosa. Tevens zijn er in een beperkt aantal instellingen die MeerGezins-dagbehandelingen voor jongeren met een eetbuistoornis en obesitas aanbieden.