Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Algemeen

In Nederland bestaat momenteel een klein netwerk van supraregionale gespecialiseerde ambulante GGZ-voorzieningen die samen met een gespecialiseerde onderwijs- en zorginstelling voor doven en slechthorenden in het land een keten aan zorgvoorzieningen voor de doelgroep ontwikkelen.

De ervaring binnen de dovenhulpverlening heeft geleerd dat alle vormen van psychotherapie mogelijk zijn bij dove kinderen en hun ouders. De therapeut zal zijn communicatie moeten afstemmen op die van het kind. Dit betekent dat een psychotherapeut vloeiend zal moeten kunnen gebaren, maar ook gebruik moet kunnen maken van andere vormen van taalkundige communicatie. Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van een gebarentolk, maar dit kan vooral binnen het individueel therapeutisch proces tot interactieve problemen leiden (Hoyt, Siegelman & Schlesinger, 1981). Desondanks is het van groot belang dat gekwalificeerde tolken (in gebarentaal, met gebaren ondersteunde gesproken taal of in vierhanden-gebarentaal, spellen-in-de-hand en/of braille voor het geval er sprake is van doofblindheid) beschikbaar zijn om te assisteren wanneer de communicatieve vaardigheden van therapeuten onvoldoende zijn.

Als een kind medicatie gebruikt, dan kan dit van invloed zijn op de psychologische behandeling. Bijwerkingen als extrapiramidale consequenties en verminderde aandacht kunnen de communicatie bemoeilijken omdat zij van invloed zijn op visuele alertheid, het motorisch functioneren en de coördinatie en dus op de gebarentaal, de visus, het spraakafzien, het spreken en het schrijven. Het is van belang om hiermee rekening te houden in psychologische therapieën (zie ook verder; Van Gent & Sleeboom van Raaij, 2016).

Tijdens behandelingen met dove en doofblinde kinderen bij wie sprake is van een cognitieve beperking moet worden voorkomen dat overvraging op sociaal emotioneel gebied leidt tot maladaptief gedrag. De kans op overvraging is groter naarmate er een grotere discrepantie is tussen het functioneren op sociaal-emotioneel (en vaak communicatief) niveau enerzijds en cognitief niveau anderzijds. Het in kaart brengen van het sociaal-emotioneel, communicatief en cognitief niveau en discrepanties daartussen, en de wijze waarop het kind prikkels verwerkt, respectievelijk meer of minder gevoelig is voor specifieke zintuiglijke stimuli, is tenminste om twee redenen noodzakelijk: om het kind cognitief beter te kunnen stimuleren en te helpen sociale vaardigheden te ontwikkelen, èn om zijn omgeving een meer realistisch perspectief van zijn of haar mogelijkheden tot groei te kunnen bieden.