Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Klinisch beeld

Iedereen, ook een kind of een puber, maakt wel eens een periode mee waarin het minder goed gaat en de stemming zakt. Om te spreken van een depressief beeld moet deze toestand van een gedaalde stemming langere tijd duren en een duidelijk verminderd functioneren (bijvoorbeeld dalen van schoolprestaties) en een duidelijk lijden (bijvoorbeeld zich terugtrekken uit de vriendengroep) met zich meebrengen. Je moet met andere woorden in enige mate “ziek van somberheid” zijn. Wat de diagnose bij kinderen en pubers lastig maakt, is dat de gedaalde stemming niet voortdurend aanwezig hoeft te zijn; bij afleiding leeft het kind vaak tijdelijk op, om daarna weer terug te zakken in somberheid of prikkelbaarheid. Dit maakt dat de omgeving vaak denkt dat het kind zich aanstelt. Ook het feit dat sommige jongeren zich qua stemming beter voordoen dan zij zich voelen en kinderen en pubers vaak meer prikkelbaar dan somber zijn, maakt dat de diagnose gemist kan worden.

Internaliserende problemen zoals depressie worden minder vaak dan externaliserende problemen herkend bij peuters en kleuters. Ze geven in eerste instantie vaak minder opvoedlast en zijn moeilijker te herkennen en te beoordelen bij (heel) jonge, minder verbale kinderen. De symptomen komen meestal duidelijker naar voren in spel.

Een ander belangrijk symptoom is anhedonie: een verminderd vermogen van plezier in vrijwel alles, ook dingen waar het kind/de puber eerder van kon genieten. Mensen met anhedonie kunnen wel positieve emoties ervaren, maar zij hebben een verminderd vermogen om die positieve emoties stabiel te houden (Heininga, 2017).

Een bruikbare definitie voor een depressie is: Een sombere, prikkelbare stemming en/of anhedonie, die gedurende de meeste dagen van de week, gedurende de meeste uren van de dag en tenminste twee weken aanwezig is (DSM-5). In de DSM-5 zijn naast de symptomen tevens specificaties opgenomen voor depressieve-stemmingsstoornissen. Deze beschrijven aspecten die de diagnose en de classificatie verfijnen en valideren, zoals de actuele ernst, met angstige of psychotische kenmerken, en met seizoensgebonden patroon. Een psychotische depressie komt niet vaak voor in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Hierbij zijn er, naast het depressieve beeld, ook psychotische verschijnselen aanwezig in de vorm van hallucinaties (in de vorm van stemmen) en/of wanen. Er is voor gekozen om te verwijzen naar de richtlijnen voor volwassenen, omdat er weinig informatie beschikbaar is op het gebied van kind en jeugd.

Psychotische depressie

Er bestaat veel onduidelijkheid over het begrip psychotische depressie binnen deze leeftijdscategorie en er zijn zeer weinig studies die ons kunnen helpen bij bepalen van therapie en prognose.

Vroege auteurs in de VS (Ryan et al., 1987) geven percentages tot 30% van alle depressieve stoornissen echter volgens de Engelsman Nunn (2012) is een psychotische depressie onder de 18 jaar zeldzaam: 0,125 – 0,25%. Het grote verschil zit waarschijnlijk in de diagnostische criteria die werden gebruikt.

Wat betreft het klinisch beeld spreken we van een psychotische depressie als somberheid op de voorgrond staat en deze tevens gepaard gaat met stoornissen in de realiteitstoetsing. Er zijn dan hallucinaties, al dan niet samen met wanen. Realiteitstoetsing blijft een kwetsbare functie die op jonge leeftijd snel tekort kan schieten, zodat altijd bij deze diagnose rekening gehouden moet worden met de ontwikkelingsleeftijd. Vreemde gedachten en waarnemingsstoornissen in het kader van een autisme spectrum stoornis al bestaande voor de somberheid kunnen tot verwarring leiden.

Volgens Birmahar en Brent (2007) zouden bij jongeren vaker auditieve hallucinaties voorkomen dan wanen. Klassiek maakt men onderscheid tussen stemmingscongruente (bij somberheid horende) wanen en hallucinaties, bijvoorbeeld een nihilistische waan, en niet passend bij de stemming (incongruent). Bij een twee jarige follow up door Towen (2012) van volwassenen met een eerste psychotische depressie blijkt dat de prognose slechter is bij stemmingsincongruente psychotische verschijnselen. Na twee jaar blijkt bovendien dat 41% van de jongeren een bipolaire of schizoaffectieve stoornis ontwikkelen. Desondanks zijn 58% in remissie. Als er sprake is van stemmingscongruente psychotische cognities dan kan dat nog passen binnen de melancholie. Bij de depressie in engere zin volgens DSM-5 zijn melancholische kenmerken: anhedonie, afwezigheid van van reactiviteit van stemming, dag schommelingen met de meest sombere stemming in de ochtend, vroeg ontwaken, psychomotore agitatie of retardatie, significante anorexie of gewichtsverlies en overmatige schuldgevoelens.

Ten opzichte van de psychotische depressie bleek bij de melancholie bij volwassenen (Nelson, 1997) de DST test minder non suppressie door cortisol te geven dan bij de overige psychotische depressie.