Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Algemeen

Definitie zorggebied

Het bieden van zorg rondom de vroege ontwikkeling ten behoeve van een sterke start in het leven behoort tot de missie en het werkterrein van IMH (Infant Mental Health), tegenwoordig IECMH (Infant and Early Childhood Mental Health). Dit brede werkterrein omvat kennisverspreiding en voorlichting, preventie en tenslotte diagnostiek en behandeling. De periode van conceptie tot en met het tweede jaar van een kind duurt ongeveer 1001 dagen. Deze eerste levensfase vormt de basis voor gezondheid en een kansrijke start op lichamelijk, sociaal en emotioneel gebied. Kijk op de website 1001 kritieke dagen voor meer informatie hierover.

Geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor 0-5 jarigen richt zich vooral op diagnostiek en behandeling, maar ligt in het verlengde van en overlapt deels met kennisverspreiding en voorlichting, en met preventie. De vroege ontwikkeling – in de prenatale periode en eerste levensjaren – verloopt snel en in nauwe samenhang en wisselwerking met omgevingsfactoren, en is van grote betekenis voor de latere ontwikkeling van het kind. Vroege (leer)ervaringen hebben – in positieve zin (beschermende factoren) en negatieve zin (stress-/trauma-gerelateerde factoren) in grote mate invloed op de verdere ontwikkeling omdat het zich snel ontwikkelende brein van het jonge kind extra ontvankelijk en vatbaar is voor positieve en negatieve input. Verder kan met vroege voorlichting, preventie en interventies de cumulatie van problemen over de tijd voorkomen of beperkt worden, en kunnen de negatieve interactiespiralen die mogelijk tussen het kind en zijn/haar omgevingen in de loop van de tijd ontstaan in vroege stadia aangepakt worden voordat zij resulteren in hardnekkige negatieve patronen. Hierdoor is het effect van vroege voorlichting, preventie en interventies op de ontwikkeling relatief groter dan op latere leeftijden.

Relatieve onder-signalering bij 0-5 jarigen

In vergelijking met kinderen boven de zes jaar is er bij jonge kinderen echter nog steeds sprake van onder-signalering, onder-diagnostiek en onder-behandeling van ontwikkelings- en psychische problemen en stoornissen. Voor kinderen onder de vier-vijf jaar oud blijkt dat er veel minder interventies worden ingezet dan voor oudere kinderen, ondanks aanwijzingen dat problemen even vaak door ouders en/of professionals gesignaleerd worden als op oudere leeftijden. Voor kinderen jonger dan twee jaar ligt het percentage dat interventie krijgt nog lager. Hiervoor zijn meerdere oorzaken: jonge kinderen met psychische en ontwikkelingsproblemen veroorzaken vaak nog weinig (over)last voor de wereld buiten het gezin en vallen hierdoor minder op. Verder is er nog onvoldoende bekend over de stabiliteit van vroege problemen, vooral wanneer de presentatie niet extreem is. Tijdens de eerste jaren vinden er immers ingrijpende verschuivingen plaats op alle gebieden van functioneren. De criteria voor en correlaten van normaal en afwijkend gedrag veranderen daarbij snel over de jaren. Hierbij leidt de daarmee gepaard gaande symptoomvariatie in de praktijk vaak tot een te vanzelfsprekend vertrouwen in de gunstige afloop van vroege problemen, terwijl systematisch onderzoek juist een hoge persistentie aantoont, vooral bij achterwege laten van vroege interventies. Tenslotte zijn jonge kinderen extra kwetsbaar voor stressoren en trauma’s, ook wanneer die primair het leven van de ouders/verzorgers raken van wie zij immers sterk afhankelijk zijn.

Opzet kennisdossier 0-5 jaar

Dit kennisdossier GGZ 0-5 jaar richt zich vooral op diagnostiek en behandeling, waarbij regelmatig korte zijstappen worden genomen naar kennis, voorlichting en preventie. Het is gebaseerd op de huidige kennis over psychische en ontwikkelingsstoornissen in de vroege kindertijd. Hierbij komen de psychische en ontwikkelingsproblemen en -stoornissen aan bod, zoals die zich manifesteren op heel jonge leeftijd en gedifferentieerd kunnen worden van normale variaties, maar ook de contextuele factoren waarin zij optreden, zoals de relaties met ouders/verzorgers (vanaf hier aangeduid met ‘ouders’) en brede sociale context die specifiek bij jonge kinderen steeds mede focus zijn van diagnostiek en interventies. Conform de internationale ontwikkelingen in het veld is gekozen voor de leeftijdgrens van zes jaar. Ten eerste: veel functiedomeinen die ten grondslag liggen aan/betrokken zijn bij bovengenoemde groepen stoornissen ondergaan nog grote ontwikkelingen in de latere peuter- en kleuterperiode (3 tot 6 jaar). Ten tweede: de grens van veel DSM-5 diagnostische criteria ligt bij circa 6 jaar en dit geldt ook voor instrumenten ten behoeve van screening en diagnostiek. En tenslotte: de meeste interventies zijn specifiek ontworpen voor en onderzocht bij ofwel jonge kinderen tot een jaar of zes of juist vanaf de leeftijd van 6 à 8 jaar. Door de gekozen leeftijdsgrens kan er enige overlap ontstaan met andere zorgprogramma’s wanneer daarin de leeftijd onder de 6 jaar wordt meegenomen.