Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Prevalentie

Verhulst en collega’s hebben in 1997 de 6 maand prevalentie van anorexia nervosa en boulimia nervosa bij adolescenten (13-18 jaar) vastgesteld. Voor anorexia nervosa was dit 3 per 1.000 en voor boulimia nervosa was dit 2 per 1.000.

In het National Kompas Volksgezondheid van de RIVM is de incidentie (per 100.000 personen per jaar) van anorexia en boulimia nervosa bij vrouwen in verschillende leeftijdscategorieën beschreven deze cijfers gaan echter over de periode van 1995-1999 (tabel 1).

Leeftijd Anorexia nervosa Boulimia nervosa
5-9 4,5 0,0
10-14 18,4 0,0
15-19 109,2 41,0
20-24 32,0 42,6
25-29 30,0 30,0
30-34 3,2 15,8
35-64 5,6 6,3

Tabel 1. Incidentie (per 100.000 personen per jaar) van anorexia nervosa en boulimia nervosa bij vrouwen in de periode 1995-1999 (Van Son e.a., 2006)

Eetstoornissen zijn niet hoog-prevalent, in een gemiddelde huisartsenpraktijk heeft gemiddeld 20 patiënten met een eetstoornis. De life-timeprevalentie van AN volgens DSM-5-criteria wordt geschat op 1,7% bij jonge vrouwen in een groot Nederlands cohortonderzoek van adolescenten (Smink, et al., 2014). Voor boulimia nervosa (BN) is die schatting 0,8% (Smink e.a. 2014). Slechts ongeveer een derde van deze vrouwen met AN komt in de ggz. Hoewel bij hulpverleners de indruk bestaat dat het aantal nieuwe patiënten met AN toeneemt, is dit op grond van verricht onderzoek slechts te bevestigen voor jonge vrouwen in de leeftijdsgroep van 15 tot 19 jaar (Van Son e.a., 2006; Smink, Van Hoeken & Hoek, 2012). Onderzoek in Nederland toont aan dat de hoogste jaarincidentie, het aantal nieuwe gevallen in een jaar, – ruim 100 per 100.000 vrouwen – wordt gevonden in de leeftijd van 15 tot 19 jaar (Van Son e.a., 2006). De patiënten in deze leeftijdscategorie vormen daarmee de grootste risicogroep voor AN. Het vermijdingsgedrag ten aanzien van hulpverlening, evenals de hoge comorbiditeits- en mortaliteitscijfers (Harris & Barraclough, 1998; Smink, Van Hoeken & Hoek, 2013) is imposant, net als het feit dat deze ziekten dikwijls op jonge leeftijd beginnen en daarmee een groot stuk ontwikkeling en opleiding wegnemen.