Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Hoe ontstaat een gedragsstoornis?

Het ontstaan en in stand blijven van gedragsstoornissen bij kinderen is meestal te verklaren vanuit een wisselwerking tussen de kwetsbaarheid van het kind (risicofactoren bij het kind) en omgevingsfactoren (risicofactoren bij de ouders en de bredere sociale omgeving).

Executieve functies

Bij factoren die aan het kind verbonden zijn moet men denken aan kwetsbaarheid veroorzaakt door het functioneren van de hersenen. De ‘executieve functies’ zijn vaak minder goed ontwikkeld, zodat bijvoorbeeld de impulsiviteit en emoties ontregeld zijn. Het kind kan erg beweeglijk zijn, minder in staat zijn impulsieve gedrag te remmen, of minder gevoelig voor straf. Ook stemmingswisselingen en een beperkt vermogen om in bepaalde situaties geschikte oplossingen te bedenken, spelen een rol. De kwetsbaarheid van het kind voor het ontwikkelen van gedragsstoornissen kan in zekere mate erfelijk bepaald zijn.

Omgevingsfactoren

Bij kinderen bij wie al op jonge leeftijd sprake is van dwarsheid en prikkelbaarheid moeten de omgevingsfactoren in de eerste plaats worden gezocht in het gezinsverband (de opvoedingssituatie). Deze kinderen vormen een zware opvoedingsbelasting en lokken ongewenst opvoedingsgedrag uit, zoals een inconsequente opstelling van de ouders: wanneer ouders niet opgewassen zijn tegen het dwingend en zeurend gedrag van het kind en de regels daardoor wat verslappen, weet het kind op den duur een machtspositie te verwerven. Zo blijft het ongewenste gedrag voortduren. Opvoedingskenmerken zoals inconsequent hanteren van regels, hard straffen en weinig blijk geven van een gevoel van betrokkenheid zijn niet zozeer de oorzaak van de gedragsstoornissen, maar eerder een reactie op een ontwikkelende gedragsstoornis. Deze reactie houdt vervolgens het ongewenste gedrag in stand.

‘Late onset’

Bij de jongeren die zich pas in de adolescentie ( ‘late onset’) normoverschrijdend gaan gedragen zijn er andere omgevingsfactoren die een rol spelen. Zij sluiten zich bijvoorbeeld aan bij leeftijdsgenoten met ‘delinquent gedrag’ (stelen, brandstichten, vernielen, inbreken). Maar het kan ook het onvermogen van ouders zijn om een gepaste houding te vinden tegenover ‘normale adolescentieproblematiek’, in het bijzonder het leeftijdsgebonden verzet tegen ouders, leraren en hun regels. Soms is er ook verzet tegen maatschappelijke regels.