Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Welke belemmeringen ervaren veel kinderen met autisme?

Leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum worden belemmerd op de volgende gebieden.

Sociale relaties, weinig interesses

Kinderen met autisme hebben moeite met het aangaan en onderhouden van relaties met leeftijdgenootjes. Daarom zie je dat deze kinderen de neiging hebben zich af te zonderen; ze zijn dan alleen bezig.
Ook het delen van hun eigen interesses met anderen vinden ze moeilijk. Met de vaak weinige interesses die ze hebben, kunnen ze diepgaand en intensief bezig zijn. Maar daarover kunnen ze niet gemakkelijk vertellen op een manier die aanspreekt en begrepen wordt. Hun belangstelling is vaak eenzijdig of heel beperkt, zoals een fascinatie voor treinen, computers of landkaarten. En bij meisjes voor paarden, soaps of fashion.
Gebaren, gezichtsuitdrukkingen en ander non-verbaal gedrag kunnen ze vaak maar moeilijk inschatten; ze brengen een gebaar of een frons niet in verband met de betekenis ervan. Daardoor lijken ze vaak stug en ongeïnteresseerd, terwijl ze dat niet zijn.
In het contact is er vaak sprake van eenrichtingsverkeer. Een kind met autisme vraagt bijvoorbeeld niet spontaan aan een ander hoe het gaat. Of blijft doorpraten over een onderwerp dat hem interesseert zonder te merken dat het de ander niet boeit.
Jeugdigen met autisme vinden het ook moeilijk om te begrijpen welke rol de mensen in hun omgeving hebben. Hierdoor kunnen ze veel te open zijn tegen vreemden. Of juist veel te gesloten tegen goede bekenden.

Taal en spraak, ‘letterlijkheid’

De spraakontwikkeling kan bij leerlingen met autisme langzamer verlopen dan bij de gemiddelde leerling. Kinderen met autisme en een normaal algemeen ontwikkelingsniveau leren meestal wel goed spreken. Maar je hoort bij hen wel vaak een monotone intonatie of opvallend woordgebruik. Zo gebruiken ze woorden die niet bestaan.
Ze nemen taal heel letterlijk. Beeldspraak en spreekwoorden begrijpen ze vaak niet. Dit kan leiden tot angst (bijvoorbeeld een jongen die ’s avonds niet naar buiten durfde omdat ‘de nacht ging vallen’). Kinderen met autisme vinden het prettig als er concreet en direct, zonder omhaal met ze gepraat wordt.

Moeite met verandering

Kinderen met autisme zijn vooral bezig met wat ze zien, horen en ruiken. Hun waarneming van kleine details valt vaak op. Ze begrijpen veel minder wat de bedoeling of de betekenis is van de dingen die ze waarnemen. Omdat ze de betekenis niet begrijpen van veel dingen in de wereld om hen heen – taal en waarneming – hebben ze veel moeite om overzicht te houden. Ze hebben veel structuur nodig, ook in de klas. Belangrijk zijn daarom: vaste routines, vaste tijdstippen, steeds terugkerende patronen in de dagindeling en rituelen. Kinderen met autisme hechten aan die ‘voorspelbaarheid’ van gebeurtenissen. Ze kunnen er maar slecht tegen als dingen veranderen of anders verlopen dan ze gewend zijn. Ze hebben een beperkte flexibiliteit. Dat kan zorgen voor angst of woede en driftaanvallen.

Bewegingen, motoriek, stereotiep gedrag

Een groot aantal kinderen met autisme beweegt zich houterig of krampachtig. Sommige kinderen met autisme, vooral die met een lager IQ, ´fladderen´ met de handen of armen, springen bij opwinding, lopen op hun tenen of maken bewegingen die ze steeds herhalen. Ook blijven ze soms dezelfde zin steeds herhalen.

Gevoeligheid voor ‘prikkels’

Onder prikkels verstaan we datgene wat een kind hoort, ziet, voelt, proeft of ruikt, maar ook wat er intern bij het kind zelf opkomt. Kinderen met autisme kunnen op een afwijkende manier omgaan met zintuiglijke prikkels. Ze kunnen veel minder gevoelig zijn voor prikkels (nauwelijks reageren op pijn bijvoorbeeld, of in de klas niet reageren op een opmerking van de leerkracht die voor alle kinderen bedoeld is) of juist extra gevoelig zijn voor bepaalde prikkels (bijvoorbeeld overgevoeligheid voor pijn, harde geluiden, of gefascineerd zijn door aanraking van zachte stoffen, of door schitteringen van een spiegel).
Bij veel kinderen met autisme lijkt het alsof ze slechts de informatie van één zintuiglijk kanaal tegelijk kunnen verwerken (óf wat ze horen, óf wat ze zien, óf wat ze voelen, óf wat ze ruiken, óf wat ze proeven), maar dit is een aspect dat nog verder onderzocht moet worden.

Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen

Autisme komt voor bij kinderen met alle niveaus van intelligentie. Ongeveer dertig procent van de mensen met autisme heeft bovendien een verstandelijke beperking. Kinderen met autisme hebben een verhoogde kans op een specifieke leerstoornis zoals dyslexie (lezen) of dyscalculie (rekenen). Ook hebben ze moeite om wat ze in de ene situatie geleerd hebben, toe te passen in een andere situatie. De overschatting of onderschatting die bij autisme voorkomt kan ook invloed hebben op de leerprestaties. Verder komt het voor dat kinderen met autisme hyperactief zijn of een angststoornis hebben, waardoor het leren moeilijker wordt.

Hoogbegaafdheid en autisme

De combinatie van hoogbegaafdheid en autisme kan verwarrend zijn omdat de kenmerken sterk overeen kunnen komen. Daardoor lijken de problemen van hoogbegaafden zonder autisme op de problemen van hoogbegaafden met autisme, ook al zijn de oorzaken verschillend.

Zelfbeeld

Kinderen en jongeren met autisme en een normale of hoge intelligentie zien dat ze anders zijn dan anderen. Naarmate ze vaker reageren op een manier die de buitenwereld niet begrijpt of afkeurt, gaan ze zich ongemakkelijk of bang voelen. Kinderen of jongeren met autisme hebben daarom meer dan gemiddeld last van faalangst en hebben vaak een negatief zelfbeeld. De kans op depressie is daardoor ook groter.

Fantasie

Voor veel kinderen met autisme is de grens tussen fantasie en realiteit niet duidelijk. Als ze bijvoorbeeld iets engs zien op tv kunnen ze niet tegen zichzelf zeggen: ‘Het is maar een film.’ Angst is daarvan het logische gevolg.