Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Welke vormen van autisme zijn er?

In het handboek dat kinderpsychiaters gebruiken om psychische stoornissen van elkaar te onderscheiden (‘classificeren’), wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen verschillende vormen van de autismespectrumstoornis. Dit handboek – de zogenoemde DSM-5 – is in 2014 in Nederlandse vertaling verschenen. Hierin wordt autisme als één stoornis beschreven, met in ernst oplopende kenmerken (‘symptomen’).

Veel dokters, ouders en patiënten zijn nog gewend aan de oude classificering. En dus kunnen leerkrachten – bijvoorbeeld in gesprekken met ouders en artsen – deze oude namen voor vormen van autisme toch nog geregeld tegenkomen. Sommige zijn nog steeds gangbaar in het onderwijs. De belangrijkste staan hieronder beschreven.

De autistische stoornis (of: ‘klassiek autisme’)

Bij ‘klassiek autisme’ of de autistische stoornis zijn er meer autistische kenmerken aanwezig dan bij andere varianten (zoals de stoornis van Asperger en PDD-NOS) en gaat de stoornis vaker samen met een verstandelijke beperking en epilepsie. De autistische stoornis, of ‘klassiek autisme’, is ernstiger en is op jongere leeftijd herkenbaar dan de andere vormen van autisme.

De stoornis van Asperger

Kinderen met de stoornis van Asperger hebben dezelfde problemen in het contact met hun omgeving. Maar in het begin valt de stoornis minder op omdat deze kinderen een normale taalontwikkeling en normale verstandelijke ontwikkeling hebben. Kinderen met Asperger hebben een normale tot hoge intelligentie.

PDD-NOS (of ‘sociale communicatiestoornis’)

De term PDD-NOS werd gebruikt voor kinderen met autistische kenmerken die niet voldoen aan de criteria voor de autistische stoornis of de stoornis van Asperger. De afkorting PDD-NOS betekent: Pervasive Developmental Disorder, Not Otherwise Specified. In het Nederlands: ernstige ontwikkelingsstoornis, niet nader omschreven.

Leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum worden belemmerd op de volgende gebieden.

Sociale relaties, weinig interesses

Kinderen met autisme hebben moeite met het aangaan en onderhouden van relaties met leeftijdgenootjes. Daarom zie je dat deze kinderen de neiging hebben zich af te zonderen; ze zijn dan alleen bezig.
Ook het delen van hun eigen interesses met anderen vinden ze moeilijk. Met de vaak weinige interesses die ze hebben, kunnen ze diepgaand en intensief bezig zijn. Maar daarover kunnen ze niet gemakkelijk vertellen op een manier die aanspreekt en begrepen wordt. Hun belangstelling is vaak eenzijdig of heel beperkt, zoals een fascinatie voor treinen, computers of landkaarten. En bij meisjes voor paarden, soaps of fashion.
Gebaren, gezichtsuitdrukkingen en ander non-verbaal gedrag kunnen ze vaak maar moeilijk inschatten; ze brengen een gebaar of een frons niet in verband met de betekenis ervan. Daardoor lijken ze vaak stug en ongeïnteresseerd, terwijl ze dat niet zijn.
In het contact is er vaak sprake van eenrichtingsverkeer. Een kind met autisme vraagt bijvoorbeeld niet spontaan aan een ander hoe het gaat. Of blijft doorpraten over een onderwerp dat hem interesseert zonder te merken dat het de ander niet boeit.
Jeugdigen met autisme vinden het ook moeilijk om te begrijpen welke rol de mensen in hun omgeving hebben. Hierdoor kunnen ze veel te open zijn tegen vreemden. Of juist veel te gesloten tegen goede bekenden.

Taal en spraak, ‘letterlijkheid’

De spraakontwikkeling kan bij leerlingen met autisme langzamer verlopen dan bij de gemiddelde leerling. Kinderen met autisme en een normaal algemeen ontwikkelingsniveau leren meestal wel goed spreken. Maar je hoort bij hen wel vaak een monotone intonatie of opvallend woordgebruik. Zo gebruiken ze woorden die niet bestaan.
Ze nemen taal heel letterlijk. Beeldspraak en spreekwoorden begrijpen ze vaak niet. Dit kan leiden tot angst (bijvoorbeeld een jongen die ’s avonds niet naar buiten durfde omdat ‘de nacht ging vallen’). Kinderen met autisme vinden het prettig als er concreet en direct, zonder omhaal met ze gepraat wordt.

Moeite met verandering

Kinderen met autisme zijn vooral bezig met wat ze zien, horen en ruiken. Hun waarneming van kleine details valt vaak op. Ze begrijpen veel minder wat de bedoeling of de betekenis is van de dingen die ze waarnemen. Omdat ze de betekenis niet begrijpen van veel dingen in de wereld om hen heen – taal en waarneming – hebben ze veel moeite om overzicht te houden. Ze hebben veel structuur nodig, ook in de klas. Belangrijk zijn daarom: vaste routines, vaste tijdstippen, steeds terugkerende patronen in de dagindeling en rituelen. Kinderen met autisme hechten aan die ‘voorspelbaarheid’ van gebeurtenissen. Ze kunnen er maar slecht tegen als dingen veranderen of anders verlopen dan ze gewend zijn. Ze hebben een beperkte flexibiliteit. Dat kan zorgen voor angst of woede en driftaanvallen.

Bewegingen, motoriek, stereotiep gedrag

Een groot aantal kinderen met autisme beweegt zich houterig of krampachtig. Sommige kinderen met autisme, vooral die met een lager IQ, ´fladderen´ met de handen of armen, springen bij opwinding, lopen op hun tenen of maken bewegingen die ze steeds herhalen. Ook blijven ze soms dezelfde zin steeds herhalen.

Gevoeligheid voor ‘prikkels’

Onder prikkels verstaan we datgene wat een kind hoort, ziet, voelt, proeft of ruikt, maar ook wat er intern bij het kind zelf opkomt. Kinderen met autisme kunnen op een afwijkende manier omgaan met zintuiglijke prikkels. Ze kunnen veel minder gevoelig zijn voor prikkels (nauwelijks reageren op pijn bijvoorbeeld, of in de klas niet reageren op een opmerking van de leerkracht die voor alle kinderen bedoeld is) of juist extra gevoelig zijn voor bepaalde prikkels (bijvoorbeeld overgevoeligheid voor pijn, harde geluiden, of gefascineerd zijn door aanraking van zachte stoffen, of door schitteringen van een spiegel).
Bij veel kinderen met autisme lijkt het alsof ze slechts de informatie van één zintuiglijk kanaal tegelijk kunnen verwerken (óf wat ze horen, óf wat ze zien, óf wat ze voelen, óf wat ze ruiken, óf wat ze proeven), maar dit is een aspect dat nog verder onderzocht moet worden.

Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen

Autisme komt voor bij kinderen met alle niveaus van intelligentie. Ongeveer dertig procent van de mensen met autisme heeft bovendien een verstandelijke beperking. Kinderen met autisme hebben een verhoogde kans op een specifieke leerstoornis zoals dyslexie (lezen) of dyscalculie (rekenen). Ook hebben ze moeite om wat ze in de ene situatie geleerd hebben, toe te passen in een andere situatie. De overschatting of onderschatting die bij autisme voorkomt kan ook invloed hebben op de leerprestaties. Verder komt het voor dat kinderen met autisme hyperactief zijn of een angststoornis hebben, waardoor het leren moeilijker wordt.

Hoogbegaafdheid en autisme

De combinatie van hoogbegaafdheid en autisme kan verwarrend zijn omdat de kenmerken sterk overeen kunnen komen. Daardoor lijken de problemen van hoogbegaafden zonder autisme op de problemen van hoogbegaafden met autisme, ook al zijn de oorzaken verschillend.

Zelfbeeld

Kinderen en jongeren met autisme en een normale of hoge intelligentie zien dat ze anders zijn dan anderen. Naarmate ze vaker reageren op een manier die de buitenwereld niet begrijpt of afkeurt, gaan ze zich ongemakkelijk of bang voelen. Kinderen of jongeren met autisme hebben daarom meer dan gemiddeld last van faalangst en hebben vaak een negatief zelfbeeld. De kans op depressie is daardoor ook groter.

Fantasie

Voor veel kinderen met autisme is de grens tussen fantasie en realiteit niet duidelijk. Als ze bijvoorbeeld iets engs zien op tv kunnen ze niet tegen zichzelf zeggen: ‘Het is maar een film.’ Angst is daarvan het logische gevolg.

Terug naar boven

Kinderen kunnen ook voordeel hebben van autisme. Ze kunnen hun sterke kanten benutten, vooral als de mensen in hun omgeving – zoals de leerkrachten op school – snappen in welke omstandigheden ze goed functioneren. Dit kan dan leiden tot goede leerprestaties en een plezierig dagelijks leven.

Stiptheid

Kinderen met autisme gedijen het best bij regelmaat. Als het rooster op school een consequent ritme heeft, met alle vaste activiteiten stipt op dezelfde tijd en plaats, geeft ze dat een veilig gevoel waarbij ze goed kunnen presteren en zich fijn voelen. 'Afspraak is afspraak' is een belangrijke waarde voor leerlingen met autisme.

Focus

Een kind met autisme heeft vaak veel specifieke kennis en kan zich goed focussen. Een kind met autisme wil graag alles van een bepaald onderwerp weten. Eenmaal gericht op dat favoriete onderwerp, kan de leerling vaak lang onverstoorbaar doorwerken. Ook kunnen kinderen met autisme vaak goed nadenken over zo'n afgebakend onderwerp en scherp analyseren. Hun goede oog voor detail en goede geheugen kan daarbij nog eens extra helpen.

Eerlijkheid

Een kind of jongere met autisme mist vaak het 'filter' van sociale wenselijkheid en zegt daarom wat hij vindt, en is recht door zee. Je weet wat je aan deze leerling hebt. Dit kind is zichzelf, en kan ook niet anders.

Solistisch werken

Een leerling met autisme kan soms, onder gunstige omstandigheden, goed alleen werken en wil dat ook graag – althans liever dan samenwerken met anderen. Voorwaarde is dat de opdrachten niet mis te verstaan zijn en dat het kind gemotiveerd is. Dit laatste is echter vaak een probleem.

Begrip van modellen, beelden, schema's

Leerlingen met autisme vinden het prettig om overzicht te krijgen. Uitleg in de vorm van een schematisch model, een verklarend beeld (pictogram) of een duidelijke tabel wordt vaak zeer gewaardeerd en snel begrepen. Ook 'exact' werkende apparaten zoals computers zijn dingen die ze snel begrijpen. Computers zijn immers niet omgeven met de 'moeilijkheden van persoonlijke communicatie' en reageren op eenzelfde handeling altijd hetzelfde. Veel jongeren met autisme verdiepen zich in computertechnologie. Samen met hun opmerkzame oog voor details levert dit soms echte 'computertalenten' op. Dit kenmerk van autisme kan kinderen leerkansen, of in sommige vakken zelfs een voorsprong geven.

Opmerkzaamheid

Een kind met autisme kent alle details in zijn vertrouwde omgeving en zal dus snel veranderingen opmerken.

Humor

'Autisten hebben geen humor' is een misvatting. Kinderen met autisme hebben soms misschien moeite om de humor van anderen te begrijpen, maar beschikken vaak wel over een groot gevoel voor humor. Dankzij hun letterlijke interpretatie en onverwachte associaties kunnen ze verrassend grappig uit de hoek komen, en ontwikkelen ze een eigen humoristische 'stijl'. Eén voorbeeld uit de praktijk van een behandelaar: Een klein uitgevallen dame wil in de supermarkt iets van de bovenste plank hebben. Ze vraagt aan een lange puber met autisme: 'Kun jij daarbij?' De puber antwoordt: 'Nee, die plank ligt al helemaal vol.'

Terug naar boven