Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Wat zijn fabels over ADHD en ADD, en wat feiten?

Is ADHD een verzinsel?

De term ‘ADHD’ is gekozen om een naam te geven aan het syndroom gekenmerkt door concentratieproblemen, hyperactief en impulsief gedrag. Deze kenmerken zijn in zo’n sterke mate aanwezig, in meerdere situaties en al vroeg in de ontwikkeling van een kind, dat ze de ontwikkeling belemmeren. Belangrijk om te weten is dat het beeld al in 1902 beschreven werd en dat al vanaf de dertiger jaren van de vorige eeuw behandeling voor gegeven wordt. Ruim 40 jaar aan onderzoek heeft aangetoond dat dit syndroom niet een onschuldig verzinsel is; kinderen met ADHD hebben een verhoogd risico op:

  • onderpresteren op school
  • vroegtijdig schoolverlaten
  • gepest worden (en zelf pesten)
  • het ontwikkelen van een negatief zelfbeeld
  • verslaafd raken
  • het ontwikkelen van persoonlijkheidsstoornissen en andere psychische problemen
  • gezondheidsproblemen
  • relatieproblemen
  • financiële problemen
  • voortijdig overlijden.

Door het stellen van de diagnose als er echt sprake is van forse last door deze problematiek, kunnen we begeleiding en behandeling bieden en deze risico’s beduidend verminderen.

Ligt ADHD aan de opvoeding?

Nee, ADHD ontstaat in verreweg de meeste gevallen niet door een ‘verkeerde’ opvoeding. Wel heeft onderzoek aangetoond dat ouders van kinderen met ADHD vaker een heel strenge of juist te weinig strenge opvoedstijl hanteren in plaats van een middenweg. Hierbij is waarschijnlijk sprake van een wisselwerking tussen kind en ouder, waarbij een kind met ADHD in veel sterkere mate grenzen en sturing nodig heeft dan een kind zonder ADHD. Daarnaast is bekend dat een opvoeding waarbij er thuis veel conflicten spelen de kans aanzienlijk vergroot dat een kind met ADHD een oppositioneel opstandige stoornis (ODD) ontwikkelt. Ook kan een negatieve leerkracht-leerlingrelatie opstandig gedrag in de hand werken, vooral wanneer een leerkracht alleen de negatieve gedragskenmerken benoemt en straffen uitdeelt voor bijvoorbeeld vergeten schoolboeken of niet opletten tijdens de les.

Omgekeerd kan de omgeving ook een beschermende factor zijn. Voorbeelden hiervan zijn:

  • een duidelijke en structurerende voorspelbare opvoedingsomgeving
  • een warm affectieve relatie tussen volwassene (ouder of leerkracht) en kind
  • het gebruik van humor
  • opvoeders die sensitief en empathisch zijn, zowel thuis als op school
  • realistische verwachtingen van het kind
  • het kunnen bieden van boeiende, prikkelende en uitdagende activiteiten
  • het vermogen om achter het vaak lastige gedrag een kind te kunnen zien met ook veel positieve kanten.

Alleen bij zeer ernstige thuissituaties, zoals geweld, misbruik en verwaarlozing, kan het kind door de omgeving symptomen ontwikkelen die erg lijken op die van ADHD, zoals concentratieproblemen en een verhoogde arousal (niet kunnen ontspannen). Dit zijn echter geen symptomen behorend bij ADHD maar bij psychotrauma.

Kun je de oorzaak van ADHD met een genetische test vaststellen?

Nee, dit is vooralsnog niet mogelijk, ondanks dat onderzoek heeft aangetoond dat ADHD in sterke mate door erfelijkheid bepaald wordt. Soms zie je ADHD-symptomen bij genetische syndromen maar die syndromen gaan vaak gepaard met andere symptomen die vaak eerder opvallen. Dan kan genetisch onderzoek iets zeggen over dit syndroom maar niet over het wel of niet aanwezig zijn van ADHD.

Is ADHD een hersenstoornis?

Nee, je kunt niet zeggen dat ADHD een hersenstoornis is. Het is (en blijft waarschijnlijk) onmogelijk middels een hersenscan aan te tonen of een specifiek kind wel of geen ADHD heeft. Dit komt omdat ADHD door veel verschillende factoren veroorzaakt kan worden en er dus niet één specifiek plekje in de hersenen de oorzaak is van ADHD. Wel is het zo, dat bij sommige onderzoeken onder grote groepen kinderen kleine verschillen gevonden zijn in de vorm en functie van de hersenen van kinderen met en zonder ADHD. Het gaat daarbij om groepsverschillen en niet om verschillen bij ieder kind afzonderlijk. Overigens is nog niet duidelijk wat precies de invloed van deze verschillen is. Als we een heleboel onderzoeken bij elkaar leggen, zien we dat groepen kinderen en jongeren met ADHD een lagere activiteit hebben in bepaalde hersendelen, die onder meer een rol spelen bij de aandacht, de concentratie, het geheugen en de impulscontrole. Geregeld wordt medicatie ingezet bij kinderen en jongeren met ADHD-problematiek. Deze medicatie heeft invloed op de stoffen in de hersenen waardoor de symptomen van ADHD verminderen.

Komt ADHD steeds meer voor?

ADHD wordt vaker vastgesteld dan bijvoorbeeld 20 jaar geleden. Als we daarnaast kijken naar het aantal recepten voor ADHD-medicijnen, zien we dat dit voor kinderen is verdubbeld en voor volwassenen verviervoudigd. Deels is dit te verklaren door een beter inzicht in de problemen en betere diagnostiek. Daarnaast spelen maatschappelijke ontwikkelingen een rol. Er wordt bijvoorbeeld meer van kinderen verwacht op het gebied van schoolprestaties dan voorheen, terwijl tegelijkertijd de werkdruk bij leerkrachten en het aantal leerlingen per klas fors zijn toegenomen. Het tempo ligt hoog in de samenleving, waardoor kwetsbare kinderen en volwassenen eerder uitvallen. Echter, de laatste jaren lijkt er geen sprake van een verdere toename aan gestelde diagnoses (Rydell, Lundström, Gillberg, Lichtenstein, & Larsson, 2018). Wel lijkt er nog een lichte toename in het voorschrijven van medicatie voor deze stoornis, zeker sinds er langwerkende middelen zijn met minder bijwerkingen. Toch heeft niet elk kind met ADHD medicatie nodig en moet altijd goed gekeken worden welke andere vormen van behandeling passend zijn.

Is ADHD ‘gewoon jongensgedrag’?

Jongens zijn gemiddeld genomen drukker, impulsiever en minder geconcentreerd dan meisjes, vandaar dat vaak wordt gedacht dat ADHD ‘gewoon jongensgedrag’ is. Dit klopt echter niet. Uit grootschalige studies blijkt dat de ‘gemiddelde jongen’ bij lange na niet aan voldoende gedragskenmerken voldoet die nodig zijn om de diagnose ADHD te kunnen stellen. Daarnaast zijn veelgebruikte gedragsvragenlijsten goed genormeerd, zodat alleen de jongens die buitengewoon druk, impulsief en ongeconcentreerd zijn in vergelijking met andere jongens van dezelfde leeftijd een afwijkende score behalen.

Kunnen meisjes ADHD hebben?

ADHD wordt vaker gediagnosticeerd bij jongens dan bij meisjes, maar dit heeft mogelijk te maken met onderdiagnostiek bij meisjes. Het probleem is dat meisjes vaak langs een ‘jongensmeetlat’ gelegd worden, waardoor alleen extreem drukke en impulsieve meisjes opvallen. Hierdoor worden vaak meisjes over het hoofd gezien die wel degelijk in sterk afwijkende mate druk, impulsief en ongeconcentreerd zijn in vergelijking met andere meisjes, maar in een klas met jongens niet direct opvallen. Wanneer meisjes langs een ‘meisjesmeetlat’ worden gelegd, zie je dat ADHD bij meisjes grotendeels dezelfde gevolgen heeft en vergelijkbare risicofactoren heeft als ADHD bij jongens.

Door de gevolgen van hyperactief gedrag zie je bij jongens vaak meer ruw en agressief gedrag. De omgeving ziet dit sneller als lastig en storend. Jongens worden op jongere leeftijd (basisschoolleeftijd) al vaker doorverwezen voor diagnostiek en behandeling. Meisjes worden soms ‘verkeerd’ doorverwezen met angst- en stemmingsklachten. Na succesvolle behandeling van de angst en depressie blijven de aandacht-, concentratie- en regulatieproblemen dan echter bestaan.

Kan ADHD behandeld worden met een dieet?

Het is aangetoond dat voeding en psychische gezondheid samenhangen. Onderzoek heeft aangetoond dat het zogenaamde ‘westers dieet’ (veel onverzadigde vetten, suikers, weinig groente en fruit) vaker wordt gegeten door kinderen met ADHD en tijdens de zwangerschap van kinderen die later ADHD ontwikkelen. Hierbij is het niet duidelijk of de ADHD-symptomen hierdoor uitgelokt worden, of dat dergelijke voeding sowieso vaker in gezinnen gegeten wordt waar ADHD voorkomt. Onderzoeken waar alle studies op één gebied worden samengenomen hebben laten zien dat visolie een klein, maar gunstig effect kan hebben op het verminderen van ADHD-symptomen. Enkele studies tonen voorzichtig positieve resultaten van Daily Essential Nutrients (een preparaat met hoge doseringen multivitaminen en mineralen), maar verder onderzoek is nodig om meer bewijs hiervoor te verzamelen. Ook lijkt een deel van de kinderen met ADHD goed te reageren op een zogenaamd eliminatiedieet, een dieet waarbij tijdelijk veel voedingsmiddelen worden weggelaten uit de voeding. Vervolgens worden ze geleidelijk geherintroduceerd om na te gaan welke voedingsmiddelen mogelijk verband houden met de ADHD-symptomen. De langetermijneffecten hiervan zijn echter nog nooit aangetoond en ook zijn dergelijke diëten ingrijpend voor het kind en het gezin.

Kan de diagnose ADHD na verloop van tijd niet meer van toepassing zijn?

Ja, dat is zeker mogelijk. Vooral tijdens de puberteit neemt bij veel kinderen het hyperactieve gedrag af. Impulsief of roekeloos gedrag en aandachtsproblemen houden echter vaak aan. Verder blijkt dat de ernst van de symptomen in de kindertijd de sterkste voorspeller is voor de ernst van de symptomen in de volwassenheid: kinderen met hele ernstige ADHD hebben aanzienlijk minder kans over de aandoening heen te groeien dan kinderen met een minder ernstige vorm. Ook speelt intelligentie een belangrijke rol: intelligentere kinderen hebben meer kans over de aandoening heen te groeien dan minder intelligente kinderen. Daarnaast wordt duidelijk dat kinderen met een ‘enkelvoudige’ vorm van ADHD (zonder bijkomende problematiek) een aanzienlijk gunstigere prognose hebben dan kinderen met bijkomende stoornissen, zoals een autismespectrumstoornis, een leerstoornis of ernstig opstandig gedrag. Ten slotte is er mogelijk een verband met stress: kinderen die aan stress worden blootgesteld (zoals (v)echtscheidingen, gepest worden of nare seksuele ervaringen) hebben minder kans over de aandoening heen te groeien dan kinderen die aan weinig stress worden blootgesteld.

Werkt medicatie wel?

Ja, het is aangetoond dat medicatie (voornamelijk psychostimulantia, zoals methylfenidaat) de ADHD-symptomen vrijwel direct onderdrukken bij het merendeel van de kinderen. Dit kan grote effecten hebben op de kwaliteit van leven, doordat het kind minder negatieve feedback krijgt vanuit ouders en leerkrachten en beter in staat is om tot leren te komen. Dat wil niet zeggen dat elk kind met ADHD ook daadwerkelijk medicatie nodig heeft. Bij de meeste kinderen met ADHD moet eerst gekeken worden of ook andere behandelingen effectief zijn. Het is niet aangetoond dat medicatie op de lange termijn vergelijkbaar positieve effecten heeft. De uitkomsten voor wat betreft school en werk lijken vooralsnog niet te verschillen voor kinderen die wel of geen medicatie hebben gebruikt. Daarnaast kan de medicatie bijwerkingen hebben (verminderde eetlust, slaapproblemen, hoofdpijn). Vanwege de mogelijke bijwerkingen en omdat we niet weten of medicatie op de lange termijn nog wel effect heeft, wordt geadviseerd jaarlijks tijdelijk te stoppen om na te gaan of de voordelen nog opwegen tegen de nadelen.

Stelt men bij zeer intelligente kinderen vaker onterecht ADHD vast?

Nee, eerder het omgekeerde: ADHD wordt vaak onterecht niet vastgesteld. Het is een veelvoorkomende misvatting dat een hoge intelligentie van nature ‘samengaat’ met druk, impulsief en ongeconcentreerd gedrag. Een aantal recente onderzoeken op dit gebied heeft aangetoond dat intelligente kinderen juist veel minder vaak ADHD-symptomen vertonen. Wanneer zeer intelligente kinderen wél ADHD-symptomen hadden, leidden deze symptomen veelal tot problemen op school. Wanneer een zeer intelligent kind ADHD-symptomen vertoont en dit niet te wijten kan zijn aan onderstimulering op school, kan daarom beter niet te lang worden afgewacht om nader onderzoek te laten verrichten op de mogelijke aanwezigheid van ADHD.

Wordt ADHD vaker bij het jongste kind in de klas vastgesteld?

Ja, een aantal onderzoeken heeft aangetoond dat er inderdaad een grotere kans is dat ADHD wordt vastgesteld bij de jongste kinderen in een klas. De verklaring is dat het gedrag van dit kind vermoedelijk wordt vergeleken met dat van klasgenoten, die soms tot twee jaar ouder zijn indien deze zijn blijven zitten. Het drukkere en ongeconcentreerde gedrag van het jongere kind lijkt zo afwijkend vergeleken met oudere klasgenoten, maar het is in wezen passend bij de leeftijd. Bij een vermoeden van ADHD is het advies daarom altijd alert te zijn op de leeftijd van een kind ten opzichte van klasgenoten.

Komt ADHD vaker voor binnen bepaalde culturen?

ADHD komt wereldwijd voor, en komt bij kinderen van verschillende culturele achtergronden even vaak voor. Toch wordt ADHD bij kinderen met een andere culturele achtergrond minder vaak vastgesteld. Deze kinderen komen minder vaak in aanraking met de jeugd-ggz en krijgen minder vaak een behandeling. Redenen hiervoor kunnen zijn dat ouders met een andere culturele achtergrond relatief weinig problemen signaleren bij hun kinderen, gedrag minder snel als ‘abnormaal’ zien of hiervan een gunstiger beeld schetsen naar de buitenwereld. Schaamte schijnt hierbij een belangrijke rol te spelen. Verder kunnen taalproblemen en een andere uiting van klachten een reden zijn dat behandelaars ADHD minder vaak bij deze kinderen vaststellen. Daarnaast komen zij vaak eerder terecht in de jeugdhulp en met name de Jeugdbescherming omdat zij met hun gedragsproblemen voor veel overlast kunnen zorgen. Soms wordt dit onterecht als ‘alleen maar’ lastig gedrag gezien en wordt niet de vraag gesteld, noch wordt gekeken of er een bepaalde psychische stoornis onder dat lastige gedrag schuilgaat.