Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Prenatal Cannabis Exposure and Infant Development: ‘A Tolerated Matter’

Cover Prenatal Cannabis Exposure

Er is een sterke associatie tussen moederlijk cannabisgebruik tijdens de zwangerschap met zaken als de groei van en bloedvoorziening aan het ongeboren kind. In de postnatale periode worden deze associaties zwakker.

Cannabis wordt in vergelijking met andere drugs vaak gebruikt; ook onder zwangere vrouwen is dit het geval. Bovendien is de concentratie van het psychoactieve bestanddeel THC door de huidige teeltechnieken veel hoger geworden. Intra-uteriene blootstelling aan cannabis kan mogelijk leiden tot een langdurig risico in het ontwikkelende kind; de resultaten van voorgaand onderzoek met betrekking tot het effect van moederlijk cannabisgebruik tijdens de zwangerschap op het gedrag en de cognitieve van het kind in de peutertijd zijn niet altijd eenduidig. Dit proefschrift tracht, daarom, de huidige kennis over cannabisgebruik in zwangere vrouwen en de mogelijke effecten op de foetus en het kind uit te breiden. Alle studies beschreven in dit proefschrift zijn uitgevoerd binnen de Generation R studie, een longitudinale bevolkingsstudie onder zwangere vrouwen en hun kinderen in Rotterdam. Het onderzoek in dit proefschrift beschrijven de determinanten van cannabisgebruik, de overeenkomsten tussen zelfrapportage en aanwezigheid van cannabis in urine, en het effect van cannabisblootstelling op de nakomelingen in de prenatale en postnatale periode. Hieronder is een korte samenvatting van de hoofdzakelijke bevindingen van deze onderzoeken beschreven.

In hoofdstuk 2.1 hebben we de determinanten van cannabisgebruik tijdens de zwangerschap bestudeerd. De resultaten toonden aan dat moederlijk cannabisgebruik samenhangt met verschillende kenmerken die foetale groei en kind-uitkomsten mogelijk beïnvloeden. De sterkste voorspeller van cannabisgebruik voor en tijdens de zwangerschap was het cannabisgebruik van de biologische vader van het kind. We vonden ook dat jeugdtraumatische ervaringen, zoals mishandeling en verwaarlozing, en delinquent gedrag belangrijke significante onafhankelijke voorspellers van het cannabisgebruik was. De vrouwen die cannabis gebruikten tijdens de zwangerschap waren vaker alleenstaand. Echter, religie bleek een significante beschermende factor tegen cannabisgebruik. Verder, bleek dat een laag opleidingsniveau een belangrijke determinant was voor doorgaand gebruik in ooit-gebruikers. Ten slotte bleek uit de gegevens dat vrouwen die cannabis gebruikten tijdens de zwangerschap vaker frequent cannabis gebruikten en dat deze vrouwen ook vaker een voorgeschiedenis had met cannabisverslaving.

Het onderzoek beschreven in hoofdstuk 2.2 toonde dat zelfrapportage van cannabisgebruik een hogere schatting geeft, dan urinalyse, maar dat urinalyse wel additionele casussen van cannabisgebruikende vrouwen oplevert. Interessant hierbij was dat de positieve urinemonsters voornamelijk te vinden waren in de groep vrouwen die rapporteerde dat ze alleen voorafgaand aan de zwangerschap hadden gebruikt (7.6%) en in de groep vrouwen die de vragen over middelen gebruik niet hadden beantwoord (2.6%). Slechts een klein deel van de cannabinoid-positive urinemonsters was te vinden in de nietgebruikers (0.4%). De maat voor overeenkomst (Yule’s Υ) gaf aan dat er substantële overeenkomst was tussen zelfrapportage en urinalyse. Dus, deze studie toont aan dat het vertrouwen op alleen zelfrapportage de prevalentie van het cannabisgebruik onderschat, zelfs in een land waarin noch het cannabisbezit noch het cannabisgebruik wettelijk wordt veroordeeld.

Hoofdstuk 3.1 toont aan de intra-uteriene blootstelling aan potente cannabis gerelateerd was aan een verminderde foetale groei en een kleinere foetale hoofdomtrek, terwijl deze blootstelling niet gerelateerd bleek te zijn aan de zwangerschapsduur. Deze studie toonde ook aan dat cannabisgebruik tijdens de zwangerschap, dat vaak samengaat met tabaksgebruik, een sterker effect op intra-uteriene groei heeft dan prenatale tabaksblootstelling alleen. Zelfs kortdurende intra-uteriene cannabisblootstelling, d.w.z. alleen in het eerste trimester van de zwangerschap, was gerelateerd aan een verminderde foetale groei. Deze associaties tussen moederlijk cannabisgebruik en foetale groei waren onafhankelijk van andere levensstijl factoren en sociaaleconomische factoren. Van belang was ook de bevinding dat vaderlijk cannabisgebruik tijdens de zwangerschap geen associatie had met een verminderde foetale groei, deze bevinding suggereert dat de negatieve associatie tussen moederlijk cannabisgebruik en foetale groei wordt bepaald door de intrauteriene blootstelling en niet zo zeer door mogelijke gezinsomgevingsfactoren.

In hoofdstuk 3.2 is het effect van moederlijk cannabisgebruik tijdens de zwangerschap op foetale bloedvoorziening beschreven. Aangezien eerder is aangetoond dat het endocannabinoide systeem een rol speelt in de cardiovasculaire regulatie, kan prenatale blootstelling aan cannabis in het vroege foetale leven mogelijk leiden tot hemodynamische adaptaties, zoals een vermindering van de vaatresistentie en een toename in de vaatdoorstroming. Onze resultaten toonden aan dat cannabisgebruik tijdens de zwangerschap geassocieerd is met veranderingen in de doorstroming van de placenta en de doorstroming van het hart in de late zwangerschap, maar niet er was geen associatie met de cerebrale bloeddoorstroming in de foetus. Echter, de geobserveerde associaties konden worden verklaard door het tabaksgebruik tijdens de zwangerschap, want we vonden geen verschillen in bloeddoorstroming tussen foetussen van de cannabisgebruikers en tabaksgebruikers. Tegen de verwachting in, vonden we een specifiek statistisch significant verband tussen moederlijk cannabisgebruik en de baarmoederlijke resistentie indices, inclusief een hogere uteriene pulsatiliteits index en een hogere uteriene resistentie index in cannabisblootgestelde foetussen, welke niet toe te schrijven was aan het tabaksgebruik.

Hoofdstuk 4.1 beschrijft de relatie tussen ouderlijk cannabisgebruik tijdens de zwangerschap en het gedrag van het kind op de leeftijd van 18 maanden. Deze studie toonde aan dat kinderen van cannabisgebruikende moeders een hoger risico hadden op externaliserend probleemgedrag. Dit verhoogde risico bleef statistisch significant na het corrigeren voor leeftijd en geslacht van het kind, moederlijk opleidingsniveau en de etnische afkomst in het model. Echter na het corrigeren voor moederlijke psychopathologie verdween deze relatie. Ook vonden we een verhoogd risico op (externaliserend) probleemgedrag in kinderen van vaders die cannabis gebruikten tijdens de zwangerschap van hun partner, ten opzichte van niet-gebruikende vaders. Echter, dit verhoogde risico was toe te schrijven aan factoren zoals, vaderlijk opleidingsniveau, etnische afkomst en psychopathologie. De resultaten van het onderzoek toonde een seksspecifiek verband aan: moederlijk cannabisgebruik was gerelateerd aan (externaliserend) probleemgedrag in meisjes, maar niet in jongens, zelfs na beschouwing van de andere bovengenoemde factoren.

Het effect van cannabisblootstelling op probleemgedrag was niet consistent; the associatie bleek zwakker op de leeftijd van 36 maanden, zoals beschreven in hoofdstuk 4.2. In dit hoofdstuk vonden we dat kinderen met prenatale cannabisblootstelling een hogere score hadden op (externaliserende) problemen in vergelijking met niet-blootgestelde kinderen. Echter, dit verband was niet meer statistisch significant wanneer andere verklarende factoren, zoals leeftijd en geslacht van het kind, het opleidingsniveau van moeder, etnische afkomst en psychopathologie, in het model werden meegenomen. In tegenstelling tot de positieve associaties (hogere score op probleemgedrag) tussen moederlijk cannabisgebruik en gedragsproblemen, vonden we een lagere score op (externaliserend) probleemgedrag voor kinderen van vaders die cannabis gebruikten. Deze lagere scores bleven niet meer statistisch significant nadat we in het model corrigeerden voor leeftijd en geslacht van het kind, en vaderlijk opleidingsniveau, etnische afkomst en psychopathologie. In hoofdstuk 4.2 was ook onderzocht of intrauteriene cannabisblootstelling een relatie had met cognitief functioneren op de leeftijd van 30 maanden. Deze studie toonde aan dat er geen verband was tussen moederlijk cannabisgebruik en (non)verbaal cognitief functioneren. Onverwacht, bleek moederlijk cannabisgebruik voorafgaand aan de zwangerschap een beschermende factor op een vertraagde verbale ontwikkeling. In toevoeging hierop bleek dat vaderlijk cannabisgebruik een beschermende factor was voor vertraging in de verbale ontwikkeling van het kind.

Samengevat toont dit proefschrift dat moederlijk cannabisgebruik tijdens de zwangerschap sterk geassocieerd is met prenatale uitkomsten, zoals foetale groei en foetale bloedvoorziening, maar in de postnatale periode worden deze associaties zwakker naarmate de kinderen ouder worden.

Cover Prenatal Cannabis Exposure

Auteur: Hanan El Marroun
Uitgever: Optima Grafische Communicatie
Jaar van publicatie: 2010
ISBN: 978-90-8559-928-9

Auteur: Hanan El Marroun
Uitgever: Optima Grafische Communicatie
Jaar van publicatie: 2010
ISBN: 978-90-8559-928-9