Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Klinisch beeld

De Vermijdende/restrictieve voedselinname stoornis, of in het Engels Avoidant/restrictive food intake disorder (ARFID), is een nieuwe categorie binnen de DSM 5.  De “voedingsstoornis op de zuigelingenleeftijd of vroege kinderleeftijd” wordt hierdoor vervangen en uitgebreid qua criteria en leeftijd. Dit past bij de levensloopbenadering van de DSM 5.

Het belangrijkste kenmerk van ARFID is dat er een voedings- of eetstoornis bestaat de ertoe leidt dat de betrokkene te weinig binnenkrijgt, zoals blijkt uit gewichtsverlies, onvoldoende gewichtstoename tijdens de groei bij kinderen, een voedingsdeficiëntie, afhankelijkheid van sondevoeding of aanvullende voedingssupplementen, en een verstoring van het psychosociaal functioneren. De stoornis treedt niet uitsluitend op ten tijde van AN of BN en leidt niet tot een verstoord lichaamsbeeld (Hoek en Elburg, 2014).

Criteria volgens DSM 5

  1. Een eet- of voedingsstoornis (zoals een duidelijk gebrek aan interesse in eten of voedsel, vermijden van voedsel vanwege sensorische kenmerken ervan, zorgen over de aversieve gevolgen van het eten) die blijkt uit een persisterend niet voorzien in de eigen voedings- en/of energiebehoeften, samenhangend met één (of meer) van de volgende kenmerken:
  2. Significant gewichtsverlies (of het niet bereiken van de te verwachten gewichtstoename, of achterblijvende groei bij kinderen).
  3. Significante voedingsdeficiëntie
  4. Afhankelijkheid van enterale sondevoeding of orale voedingssupplementen.
  5. Een duidelijk interfereren met het psychosociale functioneren.
  6. De stoornis kan niet beter worden verklaard doordat er te weinig voedingsmiddelen beschikbaar zijn of door een ermee samenhangende cultureel gesanctioneerde gewoonte.
  7. De eetstoornis treedt niet uitsluitend op in het beloop van anorexia nervosa of boulimia nervosa en er zijn geen aanwijzingen voor een stoornis in de wijze waarop het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm wordt ervaren.
  8. De eetstoornis kan niet worden toegeschreven aan een gelijktijdig optredende somatische aandoening en kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis. Wanneer de eetstoornis zich voordoet binnen de context van een andere aandoening of stoornis, is de ernst van de eetstoornis groter dan wat normaal bij deze aandoeningen of stoornissen wordt gezien en is afzonderlijke aandacht gerechtvaardigd.