Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Etiologie

Bij ticstoornissen spelen genen, neurotransmitters en omgevingsfactoren een rol. Ticstoornissen hebben een sterk genetische basis en komen vaker in families voor (Mataix-Cols et al, 2015). De kans dat een broertje of zusje van een patiënt met GTS/een ticstoornis ook tics krijgt is 15 maal hoger dan in de gewone bevolking (Pauls et al 2014). Tweelingstudies wijzen op een erfelijkheid van 25-37% (Zilhão et al, 2017) tot wel 77% (Mataix-Cols et al, 2015). Vroeger werd gedacht dat er slechts een enkel gen verantwoordelijk is. Inmiddels weten we dat er sprake is van een complex samenspel van een grote hoeveelheid van genen. Hoewel de specifieke genen voor ticstoornissen nog niet zijn gevonden, komt er steeds meer kennis beschikbaar over de genetica bij tics door onderzoek in grote genetische cohorten (Abdulkadir et al, 2018; Willsey et al, 2017). Aangenomen wordt dat genen hun invloed uitoefenen in combinatie met bepaalde ongunstige omgevingsfactoren, maar onderzoek hiernaar is nog schaars. Voorbeelden hiervan zijn zwangerschapscomplicaties (Chao et al, 2014) en psychosociale stress (Hoekstra et al, 2013).

Over de rol van infecties is wetenschappelijk discussie, met name of streptokokken het zogenaamde PANDAS syndroom kunnen veroorzaken en of ook andere infectie bronnen aanleiding kunnen geven tot een plotseling ontstane ticstoornis (PANS) (zie bij OCS paragraaf over PANDAS) (Swedo et al. 2012).