Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Criteria DSM-5

In de DSM-5 (Diagnostic Statistical Manual of Mental disorders, 5th edition) (APA, 2013) zijn voor de diagnose delier vijf criteria geformuleerd waaraan moet worden voldaan, zie onderstaande tabel. De criteria gelden zowel voor volwassenen als kinderen. Sommige criteria zijn echter niet goed toepasbaar bij kinderen onder de vijf jaar of bij ernstig zieke en/of geïntubeerde kinderen (Creten e.a., 2011).

A Een stoornis in het bewustzijn (verminderd besef van de omgeving) en de aandacht (een verminderd vermogen om de aandacht te sturen, te richten, vast te houden en te verplaatsen).
B De stoornis ontwikkelt zich in korte tijd (meestal binnen een aantal uren of dagen), betreft een verandering in het premorbide niveau van bewustzijn en aandacht, en heeft de neiging in de loop van de dag in ernst te fluctueren.
C Een bijkomende stoornis in de cognitieve functies (bijvoorbeeld in geheugen, oriëntatie taal, visuospatiële functies of waarneming).
D De symptomen in criteria A en C kunnen niet beter worden verklaard door een andere eerder bestaande, ontwikkelde of zich ontwikkelende neurocognitieve stoornis en doen zich niet voor in de context van een ernstig gedaald bewustzijn, zoals een coma.
E Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of vanuit laboratoriumuitslagen dat de stoornis het directe pathofysiologische gevolg is van een somatische aandoening, intoxicatie door of onttrekking van een middel (zoals een drug of medicatie), of blootstelling aan een giftige stof, of het gevolg is van multipele oorzaken.

 

De extra criteria die zijn beschreven in de ICD-10 (International Classification of Diseases, 10th revision) (WHO, 2004) zijn:

  • psychomotore veranderingen
  • verstoringen van de slaap of van de slaap-waak cyclus

Het is opmerkelijk dat psychomotore veranderingen niet zijn opgenomen in de DSM-5. Dit kenmerk wordt immers door velen beschouwd als een van de belangrijkste eigenschappen van het delier en relevant voor het onderscheid in de verschillende types delier: hyperactief, hypoactief en gemengd (Trzepacz & Meagher, 2005). Naast de criteria zijn er ook drie specificaties:

  • het hyperactieve, hyperalerte of hyperkinetische delier met als kenmerken verhoogde afleidbaarheid, hallucinaties of wanen, prikkelbaarheid en/of motorische onrust. Deze symptomen worden ook wel positieve symptomen genoemd;
  • het hypoactieve, hypoalerte, hypokinetische of stille delier met als kenmerken een verminderde aandacht, apathie en/of teruggetrokken gedrag. Deze symptomen worden ook wel negatieve symptomen genoemd;
  • het gemengde delier met afwisselend kenmerken van het hyper- en hypoactieve delier.

Differentiaal diagnose

Het is erg belangrijk om het delier te differentiëren van een andere oorzaak voor onrustig gedrag. Is er sprake van bijvoorbeeld pijn, jeuk, blaasretentie of obstipatie et cetera? Het onderscheid tussen delier en ontwenning van sedativa en analgetica is erg lastig omdat deze beelden grote overlap vertonen. Epilepsie, waarbij ook gedragsveranderingen als hallucinaties of veranderingen in het bewustzijn kunnen optreden die doen denken aan een delier, staat in de differentiaaldiagnose van het pediatrisch delier. Verder staat in de differentiaaldiagnose van het pediatrisch delier angst, depressie, regressief of oppositioneel gedrag bij kritisch ziek zijn. Het delier moeten tevens onderscheiden worden van een catatonie (Esseveld e.a., 2013).