Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Vooraf

Het thema Jeugdigen met een Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) én een psychiatrische stoornis is zeer breed: het omvat in feite de hele kinder- en jeugdpsychiatrie. Jeugdigen met een LVB kunnen immers net als doorsnee jeugdigen alle mogelijke psychische problemen hebben of krijgen (Emerson, 2003; Tenneij & Koot, 2008).

De wetenschappelijke kennisvergaring over jeugdigen met een LVB en een psychische stoornis is nog niet zo lang geleden op gang gekomen. Het is een jong gebied, er is nog veel te doen. Dit impliceert dat diagnose en behandeling veelal nog gebaseerd zijn op praktijken die een gunstig effect lijken te hebben. Evidence-based kennis is vooralsnog schaars. Om tot een geïntegreerd beeld te komen is multidisciplinaire kennis nodig op het gebied van ontwikkelingspsychologie, orthopedagogiek, algemene geneeskunde, psychiatrie en neurologie (Došen, 2008; Geus, 2005: NVAVG-richtlijn, 2007)

Een goede diagnose en behandeling verlangt gezamenlijke actie van de verschillende genoemde disciplines (e.g., Xenitidis et al., 1999). Dit omdat het uiteindelijke gedrag van de betrokken jeugdige de resultante is van de interactie van zijn/haar LVB, kwetsbaarheid voor psychische stoornissen en de invloeden uit de omgeving.

Definities

Volgens de definitie van zowel het meest recente handboek van de American Association on Intellectual and Development Disabilities (AAIDD, 2010) als van de DSM- IV-TR (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders; APA, 2000) heeft iemand een verstandelijke beperking wanneer sprake is van de volgende drie criteria:

  • Niveau van verstandelijk functioneren: een IQ van ongeveer 70 of lager
  • Er zijn gelijktijdig tekorten aanwezig in of beperkingen van het aanpassingsgedrag
  • De beperkingen zijn bekend vanaf de geboorte, of in ieder geval bekend voor het achttiende levensjaar

In de Nederlandse praktijk worden met de term LVB vaak mensen aangeduid met een IQ van tussen de 50-55 en 85 met bijkomende problemen op het gebied van sociale aanpassing en sociale redzaamheid. In feite is dat om verschillende redenen onzorgvuldig. Voor zover men het IQ als belangrijkste bepalende factor neemt, wordt in de literatuur (o.a. Koot, 2009) het volgende onderscheid gemaakt:

  • Zwakbegaafd: IQ 70 tot 85
  • Licht Verstandelijk Beperkt: IQ 50-55 tot 70

IQ, sociale aanpassing en redzaamheid

Zoals uit de eerder aangehaalde definitie blijkt, is het IQ echter niet het enige criterium dat telt. Het IQ alleen blijkt een beperkte voorspeller van problemen die jeugdigen met een LVB kunnen hebben. Er zal altijd ook sprake zijn van tekorten op het gebied van sociale aanpassing en (sociale) redzaamheid (De Bildt et al., 2005). Het beperkte IQ en de beperkte sociale aanpassing en (sociale) redzaamheid blijken voornamelijk uit tekorten in de zelfverzorging, leerstoornissen, stoornissen in de motorische vaardigheden, communicatiestoornissen, gebrek aan sociale vaardigheden en pervasieve ontwikkelingsstoornissen.

In de praktijk blijkt dat zwakbegaafde jeugdigen met een IQ van ongeveer 70 tot 85 vaak vergelijkbare problemen en vergelijkbare zorgbehoeften hebben als jeugdigen met een LVB met een IQ van 55 tot 70. Wanneer op deze website wordt gesproken over jeugdigen met een licht verstandelijke beperking, worden daarmee tevens jeugdigen met een zwakbegaafd niveau bedoeld.

LVB verbonden aan syndromen

Verstandelijke beperkingen zijn nogal eens verbonden met lichamelijke aandoeningen, specifieke syndromen. De verstandelijke beperking kan dan variëren van licht tot zwaar. Wij gaan daarop hier niet in. Voor informatie over verschillende syndromen en het verband met verstandelijke beperkingen, zie Etiologie. Voor informatie over aan LVB verbonden syndromen wordt verwezen naar verschillende websites.