Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

LVB en ADHD

Publicaties over ADHD bij kinderen met een verstandelijke beperking zijn betrekkelijk zeldzaam. Dat is opvallend omdat in de praktijk bij jeugdigen met een verstandelijke beperking de diagnose ADHD betrekkelijk vaak wordt gesteld. Verschillende Amerikaanse onderzoeken laten zien dat ADHD bij 9 tot 20% van de jeugdigen met een verstandelijke handicap voorkomt.(Došen, 2008). De variatie in de prevalentie is onder meer afhankelijk van het feit of men een klinische of niet-klinische populatie bij het onderzoek betrekt.

In de literatuur worden verschillen opgemerkt tussen doorsnee kinderen met ADHD en jeugdigen met ADHD bij een verstandelijke beperking. Kinderen met een verstandelijke beperking zouden bij hun ADHD vaak last hebben van stereotypen en angsten, waaronder vooral separatieangst. Bovendien zou er bij hen vaak sprake zijn van co-morbide oppositionele opstandige stoornis, een gedragsstoornis of een depressieve stoornis.

Tegelijkertijd worden diagnostici ervoor gewaarschuwd al te snel de diagnose ADHD te stellen. Zo stelt Došen de vraag of zowel hyperactiviteit als aandachtstekort bij kinderen met een verstandelijke beperking vanzelfsprekend kunnen worden toegeschreven aan het syndroom ADHD (Došen, 2008). “Deze verschijnselen zouden in bepaalde gevallen tot een bijbehorend fenomeen van verstandelijke handicap gerekend kunnen worden” (Došen, 2008. p. 321). Men kan mogelijk ook spreken van a-specifieke hyperactiviteit en a-specifiek aandachtstekort die op andere gronden dan ADHD bij deze kinderen kan ontstaan. Een zorgvuldige diagnose is van belang met het oog op de te kiezen therapie, waaronder medicatie.

Bij kinderen met een LVB verschilt het beloop enigszins van dat bij doorsnee kinderen met ADHD.

  • Kinderen met LVB en ADHD vertonen meer gedragsproblemen in die zin dat zij niet luisteren, meer ruzie maken en angstig en somber zijn;
  • De gedrags- en psychische problemen duren voort tot in de adolescentie, ondanks het gebruik van specifieke medicatie;
  • Er is vaker sprake van comorbide stoornissen als angst, oppositioneel opstandig gedrag en depressie.