Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Doelgroep

De overgang van jeugd naar volwassenheid, de adolescentiefase neemt meestal een periode van een aantal jaar in beslag. In de leeftijd van 12 tot 25 jaar maken jongeren verschillende ontwikkelingen door op lichamelijk, cognitief en sociaal-emotioneel gebied (zoals de ontwikkeling van de identiteit. De niet synchroon verlopende ontwikkelingen op deze drie gebieden kunnen in grote mate typisch pubergedrag verklaren, bijvoorbeeld meer risicovol gedrag en het minder overzien van consequenties op de langere termijn. Dit zorgt er ook voor dat jongeren in deze levensfase een zeer heterogene groep vormen. De gezinnen waar jongeren deel van uitmaken maken ook een transitie door, van meer naar binnen (centripetaal) naar buiten gericht (centrifugaal). De omgeving – met name leeftijdgenoten – is voor jongeren een steeds belangrijker ijkpunt.

De kwetsbare positie van een adolescent in zijn omgeving komt het sterkst naar voren als er problemen ontstaan. Allereerst is er een verhoogde tolerantie vanuit de omgeving voor ‘pubergedrag’, zoals terugtrekgedrag. Daarnaast is het formuleren van een hulpvraag voor een jongere een flinke klus. De meeste problemen zijn tijdelijk van aard. Echter bijna alle psychische ziektebeelden zoals angststoornissen, stemmingsstoornissen, psychose, verslaving, persoonlijkheidsstoornissen, eetstoornissen en bipolaire stoornissen komen tot uiting juist in deze levensfase.

Gepersonaliseerde jeugdzorg

De diagnostiek en behandeling van adolescenten vraagt om een gepersonaliseerde inschatting naar jongere en omgeving toe. Zorgprofessionals dienen zowel hun houding als de behandeling aan te passen aan de specifieke behoefte en de situatie van de jongere. Bijvoorbeeld als het gaat om het inplannen van (flexibele) afspraken en de wijze van (digitaal) communiceren. Naast aandacht voor kwetsbaarheden, is het ook belangrijk om de mogelijkheden en veerkracht van de jongere in deze fase te erkennen, zowel op het gebied van het ontwikkelende brein als fysieke mogelijkheden.

Financiering

Het veelvuldig voorkomen van comorbiditeit of mengvormen van psychische aandoeningen (zie Comorbiditeit) in de adolescentiefase gaat niet goed samen met de huidige (financiële) scheidslijnen tussen gespecialiseerde behandelaars. Dit bemoeilijkt zowel de financiering van zorg aan jongeren als een soepele transitie.

Sinds 2017 is er een overgangsregeling van kracht. Met als doel om de continuïteit van behandelen van de doelgroep 18-/18+ te waarborgen. Bijvoorbeeld wanneer je de opgebouwde behandelrelatie met een jongere wenst voor te zetten maar dit niet mogelijk is vanwege verplichtingen dit voortvloeien uit het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ. Informeer bij je gemeente naar de mogelijkheden. Lees hier meer over de Regeling overgang Jeugdwet naar Zorgverzekeringswet bij bereiken 18 jaar

Kenmerken

Neuropsychologische kenmerken

Onderzoek wijst uit dat met name twee onderdelen van de hersenen bij jongeren een belangrijke rol spelen in de jongvolwassenheid: de prefrontale cortex en het limbisch systeem. Deze gebieden zijn respectievelijk verantwoordelijk voor impulscontrole en gevoeligheid voor verleidingen en beloning. Het emotiegebied van de hersenen, het limbisch systeem, toont een piek in activiteit rond het 14e levensjaar (Somerville, Jones, & Casey, 2010). Door een neuro-hormonale boost ontwikkelen jongeren sterke gevoelens die nodig zijn voor seksuele en sociale ontwikkeling (bijvoorbeeld het zoeken van partners). In diezelfde periode ontwikkelt het controlegebied, de prefrontale cortex, zich relatief langzaam en dit deel van de hersenen is pas rond het 25e levensjaar volgroeid (Gogtay, et al., 2004; Somerville, Jones, & Casey, 2010; Crone, 2008; Mills et al., 2016).

Bij het niet naleven van een afspraak kan het soms best de bedoeling van een jongere zijn om de afspraak na te komen, alleen wint het pleziercentrum (de nucleus accumbens) het van de planning als het moment daar is. De meeste jongeren hebben bijvoorbeeld nog wel aansturing nodig bij een lange termijnplanning en het zich houden aan afspraken. Dat is een leerproces, waarbij naastbetrokkenen en school nog een grote rol dienen te spelen. Jongeren hebben minder ervaring met verantwoordelijkheden en consequenties op de langere termijn. Als behandelaar is het wenselijk om hier rekening mee te houden, bijvoorbeeld door het maken van een korte termijn planning met de jongere als het gaat om afspraken inplannen of het plannen van voor school- of studieactiviteiten. Als naastbetrokkenen verantwoordelijkheden te veel overnemen, worstelt de jongere er zelf niet mee. Echter als naastbetrokkenen verantwoordelijkheden te weinig opvangen, bestaat het risico dat naastbetrokkenen de jongere teveel loslaten. Juist omdat jongeren in de adolescentiefase nog moeite hebben om consequenties te overzien, is het wenselijk om naastbetrokkenen te betrekken bij behandeling in de transitie.

Identiteitsontwikkeling jongeren

Jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar maken een belangrijke ontwikkeling op het gebied van identiteit door. Hoewel het ontwikkelen van een eigen identiteit een leven lang duurt, houden jongeren in deze leeftijdsfase zich in veel gevallen bewuster bezig met de vraag wie zij zijn en hoe hun identiteit invloed heeft op hun leven (Steinberg, 2008). Dit kan samengaan met een verhoogd zelfbewustzijn van jongeren, een wisselend zelfbeeld (vaak een laag zelfbeeld en soms gedachten aan de dood) en een veranderende relatie ten opzichte van hun omgeving. Het abstractievermogen neemt toe waardoor jongeren zich meer afvragen wie ze zijn en waarom ze er zijn. Gedachten rond het thema epistemologische eenzaamheid (onmogelijkheid de eigen uniciteit te bevatten) kunnen erbij horen zonder dat er gelijk iets aan de hand hoeft te zijn (Slot & Van Aken, 2013).

Chronische klachten

Jongeren met chronische psychische klachten

Jongeren die de overstap maken van jeugdzorg of een adolescententeam naar volwassenenzorg hebben in veel gevallen te maken met chronische psychische klachten. Wanneer een jongere een nieuwe behandelaar of organisatie treft, is het belangrijk dat hij of zij niet elke keer het hele verhaal opnieuw hoeft te doen. Uiteraard is het voor elke behandelaar belangrijk om van de jongere zelf te horen waar het op dat moment om gaat. Dit betekent echter niet dat elke behandelaar bij start hoeft te beginnen. De overdracht van anamnestische en behandelgegevens is een belangrijk onderdeel van de samenwerking tussen jeugdzorg en volwassenenzorg. Bij een dergelijke overstap is daarom een zogenaamde ‘warme’ overdracht een groot goed.

Rol naastbetrokkenen bij chronische klachten

Chronische psychische klachten doen eveneens een beroep op de naastbetrokkenen van jongeren. Met het ouder worden van de jongere, verandert hun rol. In de jeugdzorg worden naastbetrokkenen meegenomen bij de behandeling van hun kind. In de volwassenenzorg is dit echter niet vanzelfsprekend. In de hele zorg, dus ook binnen adolescententeams, vergt de rol van de naastbetrokkenen een goede afstemming. In het geval van chronische klachten hebben naastbetrokkenen vaak al veel kennis over de situatie van hun kind en deze informatie kan bruikbaar zijn voor de behandelaren van de adolescententeams of de volwassenenzorgorganisatie. Het verdient daarom aanbeveling om bij een transitie de rol van naastbetrokkenen niet te onderschatten, naastbetrokkenen in ieder geval te betrekken bij de transitie en goed af te stemmen op de behoeften van de jongere en naastbetrokkenen in het verdere behandeltraject. Hierin speelt ook de ontwikkelingsfase van de jongere een rol. De ontwikkeling kan vertraagd raken door de psychische klachten waardoor een jongere psychisch nog niet op een volwassenen niveau functioneert.

Wilsonbekwaamheid

Wanneer een jongere vanaf 16 jaar niet in staat is om een bepaalde (behandelings)beslissingen te nemen, zal een wettelijke vertegenwoordiger moeten worden aangesteld (op basis van de WGBO). De jongere is dan wilsonbekwaam. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij een jongere met een verstandelijke beperking, maar ook als gevolg van een psychische aandoening zoals bijvoorbeeld anorexia nervosa. In dat laatste geval is een jongere op grond van het ondergewicht soms gedeeltelijk wilsonbekwaam, namelijk ten aanzien van de benodigde behandeling om te herstellen.

Episodisch karakter

Wachtlijst voorkomen

Psychische klachten en stoornissen bij jongeren kunnen ook een episodisch karakter hebben. Jongeren zijn crisisgevoelig en klachten kunnen opspelen wanneer zich bijvoorbeeld een vervelende situatie voordoet. De ggz dient hier rekening mee te houden in (de organisatie van) de transitiepsychiatrie. Wanneer een jongere uitbehandeld is en op een later moment een terugval krijgt, is het belangrijk dat hij of zij niet onderaan een wachtlijst belandt maar directer toegang krijgt tot de zorg.

Samenwerking bij terugval jongere

In dit verband is het ook van belang dat de kinder- en jeugdpsychiatrie, de transitiepsychiatrie (eigenlijk een hybride variant van de kinder- en jeugd- en volwassenpsychiatrie) en de volwassenenpsychiatrie goed samenwerken. De kinder- en jeugdpsychiatrie kan kinderen die een verhoogd risico lopen op de ontwikkeling van psychische problemen in de adolescentie monitoren. Een lage drempel binnen de transitiepsychiatrie zorgt vervolgens voor een makkelijke opname van jongeren die daadwerkelijk ondersteuning of psychische zorg nodig blijken te hebben. De overdracht tussen de transitiepsychiatrie en de volwassenenpsychiatrie is vervolgens extra belangrijk voor de jongeren die later (weer) klachten krijgen. Dit kan gebeuren door terugval of bijvoorbeeld stressvolle levensgebeurtenissen.