Met het begrip ‘transgender’ wordt verwezen naar mensen die zich identificeren met het/een ander geslacht dan hun bij de geboorte toegewezen geslacht. Gender is geen dichotoom begrip en omvat meer dan de biologische indeling naar geslacht. Die tweedeling is immers lang niet altijd eenduidig te maken. Zo is niet altijd duidelijk wat met het biologische geslacht bedoeld wordt; het kunnen anatomische geslachtskenmerken (penis of vagina), gonaden (testikels of eierstokken) of chromosomen (XX of XY) zijn. Bij mensen met een variatie in de geslachtsdifferentiatie (Disorders/differences of Sex Development, DSD of Intersex) kunnen die geslachtskenmerken in een verschillende richting wijzen. Meestal wordt op basis van een van deze kenmerken bij de geboorte een keuze gemaakt: het geboortegeslacht. Het gevoel man of vrouw te zijn, iemands genderidentiteit, komt hier vrijwel altijd mee overeen (er wordt dan gesproken van cisgender), maar blijkt veel diverser te zijn. Sommige mensen voelen zich tussen man of vrouw in, geen van beide (a-gender of gender neutraal) of een van de vele andere variaties die er zijn (bv. gender-queer, gender non-binair, gender fluïde, derde gender). Genderrolgedrag of genderexpressie ten slotte is het gedrag dat stereotypisch toegeschreven wordt aan jongens of meisjes, maar dat in geval van gendervariatie en gender-non-conformiteit daarvan varieert. Gendervariatie is de verscheidenheid in gendergevoelens die ruimer gaan dan enkel mannelijk of vrouwelijk. Gender-non-conform gedrag kan omschreven worden als het zich kleden als het andere geslacht, zich gedragen als het andere geslacht en het hebben van interesses en speelkameraadjes van het andere geslacht. Het gaat hier dus om een bredere groep van kinderen die zich niet als typisch jongen of als typisch meisje uiten. Dit kan variëren van uitgesproken mannelijk tot uitgesproken vrouwelijk. Het kan gepaard gaan met genderdysforie, het diepe gevoel van onbehagen dat iemand ervaart als geboortegeslacht en ervaren genderidentiteit niet met elkaar overeenkomen (zie ook Adelson & American Academy of Child & Adolescent Psychiatry Committee on Quality, 2012). Genderdysforie is de term die tot voor kort gebruikt wordt in de psychiatrische DSM-5-classificatie (American Psychiatric Association, 2013). Eerdere edities spraken ook van transseksualiteit of genderidentiteitsstoornis. De vraag is echter of het hier gaat om een psychiatrische stoornis, en daarom is de term genderdysforie gekozen. Daarvan is sprake als het bij de geboorte vastgesteld geslacht en het ervaren gender (genderidentiteit) incongruent zijn met elkaar. Recentelijk wordt er vooral gesproken van genderincongruentie, waarbij iemands genderidentiteit niet (helemaal) overeen komt met het vastgestelde geslacht bij de geboorte. Er zijn aparte criteria voor kinderen enerzijds en voor adolescenten/volwassenen anderzijds. Mensen met genderincongruentie, hulpverleners, beleidsmakers en verzekeraars hebben behoefte aan een classificatie op basis waarvan hun toegang tot de zorg verleend kan worden, maar die hen niet in sociaal, beroepsmatig of wettelijk opzicht tegenwerkt. Kinderen moeten volgens de DSM-5 verwoorden dat zij van een ander gender willen zijn; er kan niet van genderdysforie gesproken worden als er enkel gender-non-conform gedrag aanwezig is. Geboren jongens met genderdysforie verkleden zich bijvoorbeeld graag in prinsessen en feeën, willen graag lang haar en spelen met Barbies, terwijl geboren meisjes het liefst hun kleren kiezen op de jongensafdeling, voetballen en vooral jongens als vrienden hebben. Daarnaast is er meestal sprake van een afkeer van kleding, spel en vriendjes die als typisch voor het geboortegeslacht worden gezien. Geboren jongens met genderincongruentie moeten niets hebben van het ruwe gedrag van hun seksegenoten en geboren meisjes met genderincongruentie weigeren een jurk of willen geen lang haar. Heel jonge kinderen kunnen dit al duidelijk laten horen. Aversie tegen de lichamelijke geslachtskenmerken en de wens om een lichaam te hebben dat past bij het ervaren geslacht, is bij kinderen (nog) niet altijd aanwezig, maar kan er zeker wel zijn. Het kan ook zijn dat het kind de bijbehorende woorden die horen bij aversie tegen hun geslachtskenmerken nog niet kent, waardoor het de eigen gevoelens hierover nog niet kan uiten. Ten slotte moet er, zoals bij alle psychiatrische aandoeningen, ook sprake zijn van psychisch lijden of disfunctioneren. Dat zal niet het geval zijn bij alle kinderen met een wens om tot het andere geslacht te behoren. In een begripvolle omgeving kunnen veel kinderen zich uiten zoals ze zich voelen en daar gelukkig mee zijn. Omdat pre puberale kinderen nog niet in aanmerking komen voor hormonen of operatie, vragen critici zich af of een diagnose op kinderleeftijd niet leidt tot onnodige psychopathologisering van normale variatie (Beek, Cohen-Kettenis, & Kreukels, 2016). Toch zijn er veel kinderen met gendergevarieerde gevoelens die hiermee worstelen en hulp nodig hebben. Ook hebben ouders vaak vragen hoe om te gaan met het gedrag en de wensen van hun kind met genderincongruentie. Behalve het niet overeenkomen van ervaren gender en geboortegeslacht moet het gedrag van adolescenten/volwassenen aan nog twee andere criteria voldoen om een DSM-5-diagnose te kunnen stellen. Er is sprake van een wens tot het hebben van geslachtskenmerken van een ander geslacht en/of een afkeer van de fysieke kenmerken van het geboortegeslacht. Ook bestaat de wens om aangesproken en behandeld te worden als het ervaren geslacht en/of de overtuiging de typische gevoelens en gedragingen te hebben van het ervaren gender. In lijn met de DSM-rationale is er ook sprake van disfunctioneren of lijden, wat er vaak is op het moment dat iemand een medisch geslachtsveranderende behandeling wil ondergaan, maar eerder kan daar ook al sprake van zijn. Om mensen toch een diagnose te kunnen geven na zo’n traject, voor bijvoorbeeld de levenslange hormonale behandeling of psychische nazorg, is er een speciale posttransitie-aanduiding (American Psychiatric Association, 2013). Voor het beschrijven van genderidentiteiten kan een spectrumvisie worden gebruikt. Een vaak gebruikte overkoepelende term die de diversiteit aan genderbelevingen uit is de ‘transgender paraplu’. Onder de paraplu vallen de volgende vormen van transgender: 1. Transvrouwen (man naar vrouw), 2. Transmannen (vrouw naar man), 3. Mensen met een intersekseconditie, androgyne, polygender en gendervloeiende personen, 4. Mensen die crossdressen en aan transvestisme doen (Steensma, e.a., 2018). TagsDossier