Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Bijkomende problematiek

Bijkomende psychische problematiek komt vaker voor bij kinderen en adolescenten met genderincongruentie dan bij kinderen en adolescenten die geen genderincongruentie hebben. Zij zijn kwetsbaarder voor het ontwikkelen van psychologische klachten, voornamelijk internaliserende problemen (zoals depressie, suïcidale gedachtes en zelfbeschadiging (Leibowitz & De Vries, 2016). Tevens is er een verhoogde kans op het tonen van autisme spectrum stoornis (ASS) symptomen (Ristori & Steensma, 2016; Leibowitz & De Vries, 2016). Uit onderzoek kwam naar voren dat ASS bij een groep van kinderen die was aangemeld bij een gespecialiseerde genderkliniek ruim 6% voorkwam. Dit getal ligt hoger dan de prevalentiecijfers in de algemene bevolking (De Vries e.a., 2010). Vanwege de hoge prevalentiecijfers van ASS bij kinderen met genderincongruentie is van belang hier een verhoogde alertheid op te hebben tijdens de diagnostiek en behandeling.

Jongeren en volwassenen met genderincongruentie lopen extra risico op het ontstaan van minderheidsstress. Minderheidsstress heeft betrekking op het gevoel dat je anders bent, vreemd bent, en vaak ook als negatief wordt benaderd. Hoewel het risico op het ontwikkelen van psychiatrische problemen afneemt na een steunende en begripvolle benadering door ouders en leeftijdsgenoten en door de start van de sociale transitie en medische behandeling, zien we bij transgenderjongeren vaker dan bij cisgenderjongeren depressieve klachten en suïcidale gedachten. Lesbische, homo- en biseksuele (LHB) jeugd doet 3 tot 5 keer vaker een suïcidepoging dan heteroseksuele jongeren; transgender (T) personen hebben 5 tot 10 maal zo vaak suïcidale gedachten. Daarnaast is een hogere prevalentie van middelengebruik en –misbruik en posttraumatische stressstoornis gevonden. Transgenderjongeren zijn in het verleden vaker gepest en krijgen als ze ouder worden nog vaak te maken met stigmatisering vanwege normatieve genderconcepten in de samenleving. Het minority stressmodel is een sociaal model om inzicht te geven in hoe minderheidsgroepen het beleven om te leven binnen een samenleving waarin ze achtergesteld en gediscrimineerd worden. Daarnaast geeft het inzicht in de sociale en psychologische effecten van de minderheidsstress die ze hierdoor ervaren. Binnen het minority stressmodel (o.a. Jäggi, 2018; Hendricks, 2012) wordt onderscheid gemaakt tussen externe stressfactoren (bijvoorbeeld lange wachtlijsten in de gezondheidszorg, afwijzing door familie; misgendering) en interne stressfactoren (bijvoorbeeld negatief zelfbeeld, schaamte, uitgaan van afwijzing). Daartegenover staan veerkrachtfactoren zoals trots kunnen zijn op je eigen gender en de ervaren verbondenheid met een bredere gemeenschap. Het samenspel tussen deze factoren is van invloed op het ervaren psychisch welbevinden en bijvoorbeeld risico op depressieve klachten, angsten en automutilering.

Of een jongere met genderidentiteitsproblemen op de lange termijn een risico loopt op het ontstaan van depressieve en/of suïcidale klachten hangt dus samen met de wisselwerking tussen de ervaren zelfacceptatie (“ik accepteer dat ik ben zoals ik ben”), de ervaren acceptatie door belangrijke anderen (vaak ouders) (“mijn ouders accepteren dat ik ben zoals ik ben) en de ervaren acceptatie door de bredere omgeving (“mijn klasgenoten accepteren dat ik ben zoals ik ben”).

Voor een hulpverlener is het dus van belang om deze ervaren acceptatie van de jongere zelf, en van belangrijke anderen goed na te vragen, en ook door te vragen naar eventuele depressieve klachten en/of suïcidaliteitsgedachten. Het is belangrijk om de geldende richtlijn bij vermoeden van suïcidaliteit te gebruiken.

Genderdiversiteit - Jägr et al. 2018