Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Classificerende en beschrijvende diagnostiek

Hieronder komen twee vormen van diagnostiek aan de orde: classificerende of rubricerende diagnostiek, en beschrijvende of verklarende diagnostiek.

Classificerende of rubricerende diagnostiek

Differentiaaldiagnose

Als differentiaaldiagnose dient men de volgende stoornissen te overwegen. Voor de gestandaardiseerde meting daarvan verwijzen wij naar de desbetreffende protocollen:

  • ADHD
  • Autismespectrumstoornis
  • Ticstoornis en Gilles de la Tourette
  • Persisterende depressieve stoornis, depressieve stoornis en disruptieve stemmings disregulatie stoornis
  • Periodieke explosieve stoornis
  • Lichte verstandelijke beperking
  • Taalstoornis
  • (Sociale) angststoornis, Separatieangststoornis en Posttraumatische Stressstoornis
  • Aanpassingsstoornis
  • Middelenmisbruik en -verslaving

Lees meer informatie voor professionals over bovenstaande stoornissen

Comorbiditeit

Het is eerder regel dan uitzondering dat een kind of jongere met ODD of CD binnen de ggz een comorbide stoornis heeft. Dit moet daarom in het diagnostiektraject goed nagevraagd worden.

  • ADHD
  • Persisterende depressieve stoornis, depressieve stoornis
  • (Sociale) angststoornis, Separatieangststoornis en Posttraumatische Stressstoornis
  • Specifieke leerstoornis, Taalstoornis
  • Middelgerelateerde- en verslavingsstoornis
  • Licht verstandelijke beperking

Beschrijvende of verklarende diagnostiek

In de beschrijvende of verklarende diagnostiek worden de symptomen vermeld, evenals de classificerende diagnosen, hun onderlinge samenhang en de samenhang met beschermende en risicofactoren die bij het kind en de omgeving bepalend worden geacht voor het ontstaan, het verloop en het in stand houden van de symptomen. De ernst van de stoornissen en hun invloed op het psychosociale functioneren worden aangegeven met het oog op de urgentie voor behandeling. Etiologische overwegingen worden geformuleerd met betrekking tot factoren die de stoornissen hebben uitgelokt en vooral die welke de stoornissen in stand houden, in het bijzonder die welke voor verandering vatbaar zijn. Immers, deze laatste bieden aanknopingspunten voor de behandeling (Matthys & van de Glind, NVvP richtlijn, 2013; Matthys, 2019). Hiertoe behoren kenmerkende ouder-kind interacties, opvoedingskenmerken, problemen in het omgaan met boosheid en het oplossen van sociale problemen, en problemen in de brede sociale omgeving waaronder het contact met leeftijdgenoten.