Hieronder komen twee vormen van diagnostiek aan de orde: classificerende of rubricerende diagnostiek, en beschrijvende of verklarende diagnostiek. Classificerende of rubricerende diagnostiek Differentiaaldiagnose Als differentiaaldiagnose dient men de volgende stoornissen te overwegen. Voor de gestandaardiseerde meting daarvan verwijzen wij naar de desbetreffende protocollen: ADHD Autismespectrumstoornis Ticstoornis en Gilles de la Tourette Persisterende depressieve stoornis, depressieve stoornis en disruptieve stemmings disregulatie stoornis Periodieke explosieve stoornis Lichte verstandelijke beperking Taalstoornis (Sociale) angststoornis, Separatieangststoornis en Posttraumatische Stressstoornis Aanpassingsstoornis Middelenmisbruik en -verslaving Lees meer informatie voor professionals over bovenstaande stoornissen Comorbiditeit Het is eerder regel dan uitzondering dat een kind of jongere met ODD of CD binnen de ggz een comorbide stoornis heeft. Dit moet daarom in het diagnostiektraject goed nagevraagd worden. ADHD Persisterende depressieve stoornis, depressieve stoornis (Sociale) angststoornis, Separatieangststoornis en Posttraumatische Stressstoornis Specifieke leerstoornis, Taalstoornis Middelgerelateerde- en verslavingsstoornis Licht verstandelijke beperking Beschrijvende of verklarende diagnostiek In de beschrijvende of verklarende diagnostiek worden de symptomen vermeld, evenals de classificerende diagnosen, hun onderlinge samenhang en de samenhang met beschermende en risicofactoren die bij het kind en de omgeving bepalend worden geacht voor het ontstaan, het verloop en het in stand houden van de symptomen. De ernst van de stoornissen en hun invloed op het psychosociale functioneren worden aangegeven met het oog op de urgentie voor behandeling. Etiologische overwegingen worden geformuleerd met betrekking tot factoren die de stoornissen hebben uitgelokt en vooral die welke de stoornissen in stand houden, in het bijzonder die welke voor verandering vatbaar zijn. Immers, deze laatste bieden aanknopingspunten voor de behandeling (Matthys & van de Glind, NVvP richtlijn, 2013; Matthys, 2019). Hiertoe behoren kenmerkende ouder-kind interacties, opvoedingskenmerken, problemen in het omgaan met boosheid en het oplossen van sociale problemen, en problemen in de brede sociale omgeving waaronder het contact met leeftijdgenoten. TagsDiagnose Praktijkstandaard