Een van de belangrijkste verschillen tussen de algemene kinder- en jeugdpsychiatrie en de forensische jeugdpsychiatrie is dat de forensisch jeugdpsychiater gewend is om te gaan met drang en dwang. Daar waar algemene kinder- en jeugdpsychiaters of andere gedragswetenschappers zich vaak strikt houden aan de absolute vrije wilsuitingen die ten grondslag liggen aan de WGBO, is de forensisch jeugdpsychiater meer gewend om op de grenzen van vrijwilligheid met drang en dwang te werken. Zelden is een behandeling binnen de forensische jeugdpsychiater helemaal vrijwillig. Bijna altijd komen jongeren in behandeling onder druk van ‘houden aan aanwijzingen van de jeugdreclassering’ bij strafrechtelijke maatregelen of onder dreiging van een machtiging tot uithuisplaatsing als het een civielrechtelijke maatregel betreft. Maar zelfs als er (nog) geen juridische maatregel van toepassing is, dan dreigt een conflict met de ouders of schorsing van school als de jongeren weigeren deel te nemen aan de behandeling. De forensisch jeugdpsychiater maakt strategisch gebruik van deze (verdergaande) juridische maatregelen. Enerzijds wordt gesteld dat een jongere vrij is om wel of niet aan de behandeling zijn medewerking te verlenen, anderzijds wordt wel gewezen op de negatieve consequenties – door niet medici opgelegd – bij het niet deelnemen aan de behandeling. Begonnen wordt met vrijwilligheid, maar er wordt wel degelijk gebruik gemaakt van (het laten toepassen van) juridisch vergaande maatregelen. Zo wordt de druk langzamerhand opgevoerd: Er wordt eerst uitgegaan van het nakomen op afspraken. Worden de afspraken niet nagekomen dan wordt de jongere, en desnoods ook ouders, verwijzer of school, actief benaderd om de jongere alsnog te wijzen op de noodzaak van het deelnemen aan behandeling. In het begin van de behandeling wordt vaak al bij de kennismaking met jongere en verwijzer afgesproken wat de consequenties zijn van het niet houden aan de afspraken. Mocht de jongere ondanks alle stimulering en actief benaderen van de jongere, besluiten niet deel te nemen aan de behandeling dan wordt dit gemeld aan de verwijzer die dan nogal eens een waarschuwingsgesprek houdt en eventueel daarna de rechter informeert (waardoor alsnog detentie of uithuisplaatsing volgt). Wel moet bedacht worden dat deze drang altijd aangevuld moet worden met het actief motiveren van de jongere en zijn netwerk, zodat uiteindelijk de jongere toch geleidelijk tot een behandeling ‘verleid’ wordt en soms zelfs in tweede instantie de behandelend psychiater als vertrouwenspersoon gebruikt.