Het belangrijkste symptoom van een eetbuistoornis, verlies van controle bij het eten, komt relatief vaak voor. In de algemene populatie ervaart 17% van de jeugdigen verlies van controle bij het eten (Goossens et al., 2009). Meisjes (ca. 20%) hebben hier meer mee te kampen dan jongens (ca. 13%). In een studie bij Vlaamse 10- tot 16-jarige kinderen met overgewicht had 10-20% in de maand ervoor minstens één eetbui (Decaluwé en Braet, 2004). Bij kinderen met overgewicht die nog geen behandeling zoeken heeft 20% controleverlies bij het eten, terwijl 40% van de kinderen die hulp zoeken controleverlies ervaren (Decaluwé & Braet, 2003). De werkelijke prevalentie van de eetbuienstoornis is moeilijk af te leiden, omdat niet altijd hulp wordt gezocht en eetbuien vaak verborgen worden gehouden. Bij Vlaamse obese kinderen bleek 10% van de kinderen te voldoen aan de criteria voor eetbuistoornis, en 3% aan die voor boulimia nervosa (Van Vlierberghe e.a, 2009). De eetbuistoornis komt ongeveer even vaak voor bij meisjes als bij jongens. Bovendien komt de eetbuistoornis evenveel voor bij meisjes uit allochtone of etnische minderheidsgroeperingen, dan bij blanke meisjes (DSM5). De stoornis komt meer voor bij individuen die behandeling voor gewichtsverlies zoeken, dan in de algemene populatie (DSM5). In een groot bevolkingsonderzoek in verschillende landen werd een gemiddelde lifetimeprevalentie van 1,9% voor BED gevonden (Kessler e.a., 2013, (Hoek, Elburg, Voedings- en eetstoornissen in de DSM-5). TagsPraktijkstandaard