Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Instrumenten

De aanbevolen instrumenten in deze praktijkstandaard zijn:

  • SCID-5 Junior (kind- en ouderinterview)
  • CY-BOCS
  • OCS impactschaal voor kinderen en jongeren

SCID-5 Junior

Zoals hierboven al is beschreven kan de SCID-Junior, voorheen de ADIS-C gebruikt worden om vast te stellen of er sprake is van een dwangstoornis. Een classificatie kan echter niet gesteld worden enkel op basis van een semi-gestructureerd interview ; de diagnosticus dient ook informatie te verzamelen in het klinisch interview met het kind en de ouders zoals beschreven onder het kopje procedure. Het hoofdstuk OCS in de SCID-Junior begint met enkele screeningsvragen. Indien daar bevestigend op wordt geantwoord, kan aan de hand van de overige vragen worden vastgesteld of er sprake is van een dwangstoornis.

CY-BOCS

De CY-BOCS wordt meestal bij kind en ouders afgenomen. Dit kan gezamenlijk of in apart interviews gebeuren. Het doel is om een zo compleet en betrouwbaar mogelijk beeld te krijgen van de aard en ernst van de dwangklachten.

De CY-BOCS bestaat uit twee delen:

  1. Een checklist waarmee de inhoud van de dwanggedachten en de aard van de dwanghandelingen vastgesteld en geïnventariseerd wordt. Deze lijst wordt aan het begin van de behandeling mondeling afgenomen door de therapeut of de diagnosticus.
  2. Een semigestructureerd interview om de ernst van de dwangstoornis vast te stellen (het ernst-interview). Bij het ernst-interview beoordeelt de therapeut de ernst van de dwanghandelingen en de dwanggedachten afzonderlijk. Hierbij worden de volgende punten op een vijfpuntsschaal gescoord:
  • de tijd die de dwangklachten in beslag nemen
  • de verstoring van het dagelijks leven
  • de mate van angst en lijden
  • de mate van verzet
  • de mate van controle

De range van de CY-BOCS (ernst-interview) loopt van 0 tot 40. Een score van 16 wordt meestal als klinische cut-off score gehanteerd. Uit onderzoek blijkt dat de CY-BOCS betrouwbaar en valide is (Scahill e.a., 1997; Storch e.a., 2004; Storch e.a., 2006).

Het ernst-interview wordt zowel aan het begin van de behandeling afgenomen, als tijdens de behandeling en aan het eind van de behandeling. Dit laatste om het beloop en het effect van de behandeling vast te kunnen stellen.
De CY-BOCS is in het Nederlands verkrijgbaar, maar is nog niet voor Nederland gevalideerd.

Het is belangrijk dat een diagnosticus bewust is van het feit dat de ernst van de dwangklachten soms bij kinderen, jongeren of ouders zelf niet duidelijk is.

Jarenlang heb ik de tijd die mijn dwang in nam veel te laag in geschat. Omdat er zoveel mentale compulsies zijn die ik niet als zodanig herkende maar wel de hele dag door mijn hoofd gingen. Ik droomde er zelfs over. Ook de last heb ik jarenlang veel te laag ingeschat. Voor de buitenwereld heb ik vaak kunnen blijven functioneren. Mijn talenten en kwaliteiten werden gezien, maar de last van mijn dwang was niet (voldoende) zichtbaar te maken.

Secundaire instrumenten

Naast bovengenoemde instrumenten om de dwangstoornis te classificeren, zijn er aanvullende vragenlijsten. De Family Accommodation Scale (in het Nederlands vertaald als: de meedwangschaal) geeft zicht op de mate waarin gezinsleden meedoen aan de dwang van het gezinslid. Uit onderzoek van Skarphedinsson en anderen (2023) blijkt er een betekenisvolle relatie tussen zich aan dwang aanpassende familieleden, de ernst van de dwangklachten, externaliserend gedrag en de leeftijd van het kind. Het kan daarom als onderdeel van de diagnostiek van belang zijn hier zicht op te krijgen.

Comorbiditeit

Bij 50% van de jongeren met een dwangstoornis komt comorbiditeit voor in de vorm van internaliserende problematiek (Cervin, M., 2023). Het gaat dan bijvoorbeeld om een gegeneraliseerde angststoornis, sociale angst, ziekteangststoornis, depressie, autisme spectrum stooris, ticstoornis, eetstoornis of ADHD) (Masi et al., 2006). De comorbiditeit met angststoornissen en depressie is hoog (Masi et al., 2006; Cervin, M., 2023) . De vraag kan opkomen welk probleem er eerst was. Wanneer men kijkt naar de dwangstoornis in combinatie met angst is dit ongeveer gelijk verdeeld. Wanneer gekeken wordt naar de combinatie dwangstoornis en depressie, dan is bij tweederde eerst sprake van dwangklachten en vervolgens ook stemmingsproblematiek. Bij dwang komt ongeveer 1 op de vijf een comorbide autisme spectrum stoornis voor (Masi et al., 2006). Daarnaast komt bij  15 % van de jongeren met een dwangstoornis comorbiditeit voor met externaliserende problematiek zoals een oppositioneel-opstandige stoornis (Cervin, M., 2023). Comorbiditeit zorgt voor een slechter functioneren, een lagere kwaliteit van leven, meer symptomen en een ernstiger beeld wat lastiger te behandelen is (Masi et al., 2006).  Voor diagnostiek en behandeling van de comorbide stoornis(sen) verwijzen wij naar de desbetreffende praktijkstandaarden. Samen met het kind wordt gekeken naar de volgorde van behandeling wanneer er naast dwang ook een andere stoornis speelt, vaak speelt motivatie en lijdenslast een grote rol in de probleemselectie.

Differentiaaldiagnoses

Bij het diagnostisch onderzoek van kinderen en adolescenten met een dwangstoornis moet rekening worden gehouden met differentiaaldiagnoses. Er zijn overeenkomsten in de uiting van dwangklachten met meerdere psychiatrische ziektebeelden. Bijvoorbeeld ASS, de psychotische stoornis, waanstoornis, morfodysfore stoornis en de dwangmatige persoonlijkheidsstoornis. Uit onderzoek blijkt bovendien dat er een hoge mate van misdiagnose is onder professionals in het herkennen van de dwangstoornis (Stahnke, 2021).