Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Klinisch beeld

Kinderen met een dwangstoornis of obsessieve compulsieve stoornis (OCS) hebben dwanggedachten en dwanghandelingen. Bovendien is er vaak vermijdingsgedrag om de dwanggedachten en dwanghandelingen te voorkomen. De dwanghandelingen en dwanggedachten veroorzaken aanzienlijk leed en interfereren met het dagelijkse leven (de DSM-criteria staan hieronder beschreven).

Dwanggedachten en dwanghandelingen

Dwanggedachten of obsessies zijn telkens terugkerende ideeën, beelden of impulsen die meestal als zinloos of verwerpelijk worden ervaren. Dwanghandelingen, zoals wassen, schoonmaken, controleren, herhalen en rechtzetten, dienen vrijwel altijd om de angst opgeroepen door de dwanggedachten te verminderen of te neutraliseren. In de meeste gevallen worden dwanggedachten en dwanghandelingen egodystoon (ik-vreemd) beleefd. De kinderen weten dat hun dwanggedachten onzinnig of overdreven zijn en dat zij met hun dwanghandelingen geen gevaren kunnen afwenden. Zij geven dit meestal slechts schoorvoetend toe. Nog minder dan volwassenen laten zij zich leiden door rationele overwegingen. Zij voeren de dwanghandelingen uit ‘voor alle zekerheid’ en voelen zich daar veiliger bij. Voor de DSM-5 diagnose is egodystoniteit geen voorwaarde, wel kan de mate van inzicht worden aangegeven met goed of redelijk inzicht, met gering inzicht, of met ontbrekend inzicht/waanovertuigingen (APA, 2013).

Niet altijd hebben dwanghandelingen als doel angst te voorkomen of te verminderen, zoals in de meeste handboeken wordt beschreven. Desgevraagd rapporteren sommige kinderen geen zorgen over akelige gebeurtenissen die zij met hun dwanghandelingen willen voorkomen. Zij voeren hun dwangrituelen uit omdat zij het gevoel hebben dat ‘het moet’, zoals zij zeggen. Dit is vergelijkbaar met de ‘Just Right’ of Not Just Right (NJR) fenomenen, zoals deze door Coles en collega’s zijn beschreven (Coles e.a., 2005). Deze kinderen rapporteren geen angst, en evenmin obsessies. De dwangrituelen worden uitgevoerd om een vervelend gevoel weg te krijgen, soms omschreven als een leeg gevoel, een kriebel, of het gevoel dat het niet goed is. Dit komt ook voor bij volwassenen met een dwangstoornis voor (Ghisi e.a., 2010).

DSM-5 classificatie

De DSM-5 criteria voor het stellen van de diagnose OCS zijn (APA, 2013):

  • er zijn dwanghandelingen of dwanggedachten of beide;
  • de dwangproblemen nemen meer dan een uur per dag in beslag of veroorzaken  aanzienlijke verstoring op belangrijke terreinen van het leven;
  • de symptomen worden niet veroorzaakt door de fysiologische effecten van drugs of medicatie of door somatische problemen;
  • de symptomen worden niet beter verklaard door een andere psychische stoornis, zoals bijvoorbeeld een eetstoornis of een aan autisme verwante stoornis.

Naast de eerder genoemde specificatie van inzicht kan er ook aangegeven worden of de OCS tic-gerelateerd is.

In de DSM-5 wordt de dwangstoornis niet langer geclassificeerd onder de angststoornissen (zoals in de DSM-IV het geval was), maar heeft een apart hoofdstuk gekregen: de Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Andere stoornissen die onder dit hoofdstuk vallen zijn: morfodysfore stoornis, verzamelstoornis, trichotillomanie of haaruittrekstoornis, excoriatie- of huidpulkstoornis, de obsessieve-compulsieve of verwante stoornis door een middel of door een somatische aandoening, en ten slotte een restcategorie van stoornissen die niet helemaal aan de criteria van de eerder genoemde stoornissen voldoen (APA, 2013). Het gemeenschappelijke kenmerk van deze stoornissen is herhaling (repetitiveness). Dit kan zowel om herhaling van gedrag als om steeds terugkerende gedachten gaan (Hollander e.a., 2009). Angst wordt dus niet meer als het belangrijkste kenmerk van de OCS gezien. Uit de praktijk blijkt dat angst bij de meeste cliënten echter wel een rol speelt.

Subtypes dwangstoornis

Er bestaan grote verschillen in de manifestatie van de dwangklachten. De volgende subtypes of dimensies kunnen worden onderscheiden: (1) agressiviteit/seksualiteit; (2) symmetrie, ordenen, tellen en herhalen; (3) besmetting en schoonmaken en (4) verzamelen of niet weg kunnen gooien (Højgaard e.a., 2017). Sommige onderzoekers maken een onderscheid tussen ‘early onset’ en ‘late onset’ (Narayanaswamy e.a., 2012; Taylor, 2011). Een dwangstoornis die al op jongere leeftijd ontstaat gaat vaker samen met tics of het syndroom van Gilles de la Tourette en heeft vaker tellen en aanraken als dwangritueel waarbij symmetrie een rol speelt. Deze ‘early onset’ dwangstoornis zou ook meer genetisch bepaald zijn en een slechtere prognose hebben. Deze conclusies zijn echter gebaseerd op onderzoek bij volwassenen waarbij de criteria voor het begin van de stoornis wisselen (tussen 11 en 18 jaar) (Pauls e.a., 1995; Eichstedt & Arnold 2001; Rosario-Campos e.a., 2001; Millet e.a., 2004; Taylor, 2011; Narayanaswamy e.a, 2012). In een grote studie bij 365 kinderen (< 18 jaar) bleek er geen verschil in het effect van de behandeling tussen kinderen bij wie de problemen voor het 10de jaar of na het 10de jaar waren begonnen (Nakatani e.a., 2011).

Impact dwangstoornis

De dwangstoornis kan grote invloed hebben op het leven van het kind en op dat van ouders en broertjes en zusjes. Veel kinderen voelen zich ongelukkig en depressief. Zij schamen zich voor hun dwangrituelen en -gedachten (en angsten) en durven er niet over te praten (meer lezen over destigmatisering). Vaak in eerste instantie ook niet met hun ouders. Er zijn kinderen bij wie de dwangproblemen alleen thuis spelen. Op school en in contacten met vriendjes en vriendinnetjes hebben zij er minder last van of kunnen ze zich er beter tegen verzetten. Een ernstige dwangstoornis heeft echter invloed op alle gebieden van het leven: op het gezinsleven, op sociale contacten en het functioneren op school (Weidle e.a., 2014, Storch e.a., 2018). Ouders worden betrokken bij de dwangproblemen omdat zij hun kind moeten helpen of normale handelingen moeten nalaten of uitstellen. Een kind met bijvoorbeeld een wasdwang kan de badkamer urenlang bezet houden, een kind met een controledwang eist van zijn ouders hun hulp daarbij, soms tot diep in de nacht.