Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Comorbiditeit

Veel kinderen met een dwangstoornis hebben comorbide problemen. In de literatuur worden percentages gerapporteerd variërend tussen de 40 en 80%. (Peris et al., 2017; POTS, 2004; Torp et al., 2015). In een recente meta-analyse werden percentages tussen de 60 en 70% gevonden (Sharma et al., 2021). Bij kinderen komen met name angststoornissen veel voor, daarnaast ook stemmingsstoornissen, ticstoornissen, autisme en ADHD (Peris et al., 2017; Sharma et al., 2021). Enkele van deze problemen zullen we wat nader bespreken.

Depressie

Kinderen met een dwangstoornis hebben vaak depressieve klachten. Zij voelen zich ongelukkig en somber vanwege de dwangklachten. De dwangklachten kosten zoveel tijd dat ze aan leuke dingen niet meer toekomen, ook zorgen de dwanghandelingen vaak voor veel ruzies in het gezin. De depressieve klachten zijn dan secundair aan de dwangklachten. Als de dwangklachten verdwijnen, zullen ook de depressieve klachten afnemen.

Autismespectrumstoornis

Autisme en dwang komen regelmatig samen voor, de percentages lopen uiteen tussen de 3 en 25% (Martin et al., 2020; Peris et al., 2017; Van Steensel et al., 2011). Er wordt nogal eens verondersteld dat de behandeling van kinderen met comorbide ASS-problematiek niet of minder goed mogelijk is. In onderzoek is aangetoond dat cognitieve gedragstherapie (zie het hoofdstuk Behandeling) ook voor deze doelgroep goed werkt (Kose et al., 2017; Piening et al., 2021; Wolters et al., 2016; ).

Ticstoornissen

Ticstoornissen gaan vaak samen met de dwangstoornis. Naar schatting heeft tussen de 11 en 46% van de kinderen met een dwangstoornis ook een ticstoornis (Peris et al., 2017; Rosario Campos et al., 2005). Er wordt verondersteld dat de kinderen met zowel dwangproblemen als tics (of met tic-achtige dwanghandelingen zonder obsessies zoals aanraken, tikken, wrijven, oogknipperen en staren) een aparte subgroep vormen (APA, 2013). Deze vorm begint vaak op jongere leeftijd en komt vaker voor bij jongens dan meisjes. De familiaire belasting lijkt groter en de comorbiditeit verschilt.

LVB

Bij mensen met een LVB komt het ook regelmatig voor dat ze bepaalde handelingen veelvuldig herhalen, vergelijkbaar met compulsies bij een dwangstoornis. Het kan dan lastig zijn om vast te stellen of dit om repititief gedrag passend bij een dwangstoornis gaat of om ander repetitief gedrag. Om dit te achterhalen is het van belang om de reden voor dit gedrag te achterhalen. Als de handelingen niet als onprettig (egodystoon) worden ervaren en niet gepaard gaan met angst (al dan niet samenhangend met dwanggedachten), is het mogelijk geen obsessieve-compulsieve stoornis. (Let op: bij een dwangstoornis met NJR wordt ook geen angst gerapporteerd.) Een obsessieve-compulsieve stoornis komt echter ook voor bij mensen met een LVB en moet niet over het hoofd gezien worden. Het onderscheid is soms lastig vast te stellen.

Het dwangmatig gedrag kan voortkomen uit:

  • rigiditeit vanwege verminderde flexibiliteit op grond van de verstandelijke beperking;
  • een obsessief-compulsieve stoornis;
  • repetitief gedrag in kader van onderstimulatie;
  • repetitief gedrag in kader pervasieve ontwikkelingsproblematiek.

Prevalentiecijfers hebben wij niet gevonden. Došen (2008) stelt vast dat angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornissen bij mensen met een LVB “betrekkelijk vaak” voorkomen.