Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Beloop en prognose

Prospectief onderzoek naar het verloop van Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) bij kinderen en jeugdigen bij wie sprake was van type II trauma (mishandeling en seksueel misbruik) is vrijwel niet verricht (Treffers & Siebelink, 2006). Uit retrospectief onderzoek bij volwassenen zou afgeleid kunnen worden dat onbehandelde kinderen op latere leeftijd zeer ernstige en uiteenlopende klachten ontwikkelen.

Recente inzichten zijn dat trauma neurobiologische veranderingen kan veroorzaken die door traumabehandeling (ten dele) omkeerbaar kunnen zijn. Ervaringen in het werken met deze kinderen zijn ook dat de leerprestaties, hersenfuncties en gemeten intelligentie sterk kunnen verbeteren na traumabehandeling.

Een reactieve hechtingsstoornis is een van de ernstige gevolgen of bijverschijnselen bij chronische traumatisering. Een onveilige hechting moet echter niet alleen op zichzelf worden beschouwd. Het lijkt erop dat een onveilige dan wel een veilige hechting cruciale factoren zijn bij de diagnose en behandeling van andere psychische problemen die met chronisch trauma in verband kunnen worden gebracht. Uit diverse onderzoeken naar de relatie tussen onveilige hechting en andere psychische stoornissen komt dit nadrukkelijk naar voren. Diagnostiek en behandeling van hechtingsproblemen en een reactieve hechtingstoornis behoren dan ook tot het domein van de kinder en jeugdpsychiatrie.

Een veilige hechting op jonge leeftijd blijkt niet altijd een voldoende stabiliserende factor te zijn. Het is van veel factoren afhankelijk of deze blijvend bescherming biedt bij chronische trauma-ervaringen. In elke ontwikkelingsfase is een veilige interactie noodzakelijk om voor een veilige hechting van het kind te zorgen (Bar-Haim, Sutton & Fox, 2000). Er is op dit moment nog lang niet alles duidelijk over het verloop van hechtingsproblemen. Er is wel een verband gevonden tussen een onveilige gehechtheid en angst en depressie (Amini e.a., 1996; Goldberg, 2003), tussen een onveilige gehechtheid en dysthymie en conduct disorder (Van IJzerdoorn & Bakermans-Kranenburg, 1996), tussen een onveilige gehechtheid en affectieve stoornissen, angststoornissen, eetstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen (Fonagy, 1996).

Agrawel en collega’s (2004) bestudeerden dertien uiteenlopende onderzoeken en concludeerden dat in alle studies een verband werd gevonden tussen onveilige gehechtheid en borderline persoonlijkheidsstoornis.
Een differentiatie in de verschillende onveilige gehechtheidsstijlen en hun relatie met de mogelijk verschillende te ontwikkelen psychopathologie is niet overtuigend gevonden.

Dit zijn de belangrijkste bevindingen. Er zijn sterke aanwijzingen dat een gedesorganiseerde hechting het risico van het ontwikkelen van psychopathologie, voornamelijk dissociatie, vergroot (Main & Hesse, 1990; Main & Morgan, 1996). In een prospectief onderzoek stelde Carlson (1998) vast dat een gedesorganiseerde hechting met twaalf maanden voorspellend was voor het ontwikkelen van dissociatieve symptomen in de kindertijd. Verder lijkt er mogelijk een verband te zijn tussen een afwerende/ ambivalente hechting en het ontwikkelen van angststoornissen (Warren e.a., 1997) en tussen een vermijdende hechting en gedragsproblemen en persoonlijkheidsproblematiek. In elk geval kunnen we concluderen dat een onveilige hechting een factor is die de kwetsbaarheid voor psychische stoornissen kan vergroten (Bowlby, 1969; Ainsworth, 1978; Main, Kaplan & Cassidy, 1985). Deze psychische stoornissen zijn dus een indirect uitvloeisel van complexe traumatische ervaringen. Lees hier meer over jeugd-ggz voor baby’s, peuters en kleuters

Het belang van een veilige hechting blijkt ook nog eens uit mondeling gerapporteerde ervaringen van experts dat veel van de symptomen vaak met succes kunnen worden behandeld, maar dat er bij volwassenen een groot risico op terugval bestaat wanneer de hechtingsstijl in de kinder- en jeugdfase niet wordt behandeld.