Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Algemeen

Onder chronische traumatisering bij jeugdigen verstaat de expertgroep de schadelijke biologische, psychologische en sociale gevolgen van (een combinatie van) stressvolle en potentieel traumatische gebeurtenissen tijdens de kind- en jeugdjaren zoals: aanhoudende en langdurige mishandeling (emotioneel, fysiek, seksueel), het getuige zijn van aanhoudend en langdurig geweld in het gezin, aanhoudende en langdurige verwaarlozing (emotioneel, pedagogisch, fysiek), verkeren in oorlogsomstandigheden en/of hebben moeten vluchten, langdurig moeten ondergaan van pijnlijke medische handelingen en multipele traumatische verliezen.

Er is bij kinderen en jongeren veelal sprake van meerdere vormen van traumatisering. Seksueel misbruik gaat bijvoorbeeld vaak gepaard met emotionele verwaarlozing (Draijer, 1990). Jeugdigen die dergelijke traumatische gebeurtenissen hebben ervaren kunnen traumagerelateerde stoornissen ontwikkelen. De volgende classificaties1 worden hier in de klinische praktijk voor gebruikt:

• Posttraumatische Stressstoornis (PTSS)
• Complexe Posttraumatische Stressstoornis
• Developmental Trauma Disorder
• Dissociatieve stoornis Niet Anderszins Omschreven (DSNAO)
• Dissociatieve Identiteitsstoornis (DIS)
• Conversiestoornis
• Reactieve hechtingsstoornis
• Borderline persoonlijkheidsstoornis
• Aanpassingsstoornis, chronisch
• Separatieangststoornis
• Gedragsstoornis
• Eetstoornissen

Aan de hierboven aangeduide stoornissen ligt vaak chronische traumatisering ten grondslag die in de kinder- en jeugdfase heeft plaatsgevonden. Er kunnen echter ook andere stoornissen voorkomen. Het is noodzakelijk om naast beschrijving van het klachtenpatroon een beschrijvende diagnose op te nemen waarin de dynamiek en/of veronderstelde etiologie van de klachten met de traumatische ervaringen wordt weergegeven. Een voorbeeld hiervan is ‘een eetstoornis gerelateerd aan onverwerkte ervaringen m.b.t. seksueel misbruik’.

Hoewel problemen en klachten bij de jeugdigen de invalshoek zijn voor de expertgroep, blijft de aandacht bij de diagnose en behandeling niet tot de jeugdigen beperkt. Ook het systeem waarin de jeugdigen leven – gezin, pleeggezin, directe verzorgers – en waarvan zij in sterke mate afhankelijk zijn, wordt betrokken; in principe vinden jeugdigen daar hun basisveiligheid en liggen daar de voorwaarden voor verdere ontwikkeling.

Het kan zijn dat de oorzaak van het chronische trauma in het systeem ligt. Het is vanzelfsprekend dat het systeem dan ook wordt behandeld met als doel een veilige omgeving voor de jeugdige te creëren en de oorzaak van de traumatisering weg te nemen.
Ook wanneer de oorzaak van het chronisch trauma niet in het verzorgend systeem ligt is het van belang dit systeem bij de diagnose en behandeling te betrekken. De wijze van reageren van het systeem op de jeugdige en de kwaliteit van de hechtingsrelatie van de jeugdige met het verzorgend systeem is evenzeer van belang voor de verwerking van de traumatische ervaringen.

Hiermee zijn kort de redenen geschetst waarom de expertgroep de jeugdige met de chronische traumatisering als primaire doelgroep beschouwt en het gezin en het primair verzorgend systeem als intermediaire doelgroep.
Wanneer de intermediaire doelgroep zelf directe hulp behoeft, wordt die door de hulpverlener van de jeugdige verzorgd, meestal door verwijzing.

NB: Er bestaan verschillende richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van kinderen met (een vermoeden van) chronische traumatisering. De richtlijnen meervoudig trauma zijn opgesteld conform de internationale en Nederlandse richtlijnen voor behandeling van posttraumatische stressstoornissen en (reactieve) hechtingsstoornissen en hechtingsproblematiek. In het Engels zijn er richtlijnen ontwikkeld door de American Academy of Child and Adolescent Psychiatry (AACAP) en de National Institute for Health and Care Excellence (NICE). De International Society for the Study of Dissociation (ISSTD) heeft een richtlijn ontwikkeld die betrekking heeft op (traumagerelateerde) dissociatieve symptomen.

1. Niet elke in de praktijk gebruikte classificatie is in de DSM-5 opgenomen.