Bij het in kaart brengen van de etiologie van borderline persoonlijkheidsstoornissen wordt vaak een diathesestressmodel gehanteerd (Linehan 1993; Belsky, 2012; Linehan, 2015; Paris, 2003). Dit model beschrijft hoe bij kinderen bij wie sprake is van een diathese (predispositie), bepaalde stressoren zoals bijvoorbeeld psychische traumata of onveilige gehechtheidspatronen, tot persoonlijkheidspathologie kunnen leiden. Vaak worden daarbij omgevingsfactoren als stressoren gezien en genetische of biologische factoren als predispositie. Individuen met een kwetsbaar genotype hebben een grotere kans om de stoornis te ontwikkelen in een risicovolle omgeving. In de afgelopen decennia hebben onderzoeken diverse factoren geïdentificeerd die het risico op het ontwikkelen van borderline persoonlijkheidsstoornis beïnvloeden en daarmee onderdeel kunnen uitmaken van een diathesestressmodel. Hierbij gaat het om sociale factoren, gezinsfactoren, mishandeling (adversity) en specifieke kindfactoren. De meest robuuste sociale indicatoren waren een lage sociaal economische status (SES), stressvolle levensgebeurtenissen en onveiligheid in het gezin. Binnen het gezin speelden factoren als psychopathologie bij de moeder, en ouderschapsstijl gekenmerkt door weinig warmte, hostiliteit en bestraffing. Op het gebied van mishandeling werden factoren als blootstellen aan fysieke, seksuele mishandeling of verwaarlozing. Specifieke kindfactoren hingen samen met een lage intelligentie, een verhoogd negatieve affect en impulsiviteit en internaliserende en externaliserende vormen van psychopathologie (Stepp, Lazarus, & Byrd, 2016). Deze longitudinale studies in zowel normale (bijvoorbeeld, Children in the Community, CIC; en de Pittsburgh Girls Study, PGS) als klinische steekproeven hebben bijgedragen aan het begrip van vroege risicofactoren van BPS. Echter, bij al deze onderzoeken speelt als belangrijkste beperking een gebrek aan specificiteit, aangezien veel van de bovenstaande factoren ook bijdragen aan een risicoprofiel van diverse internaliserende en externaliserende stoornissen. We kunnen dan ook concluderen dat bovenstaande risicofactoren voorspellend zijn voor verminderde geestelijke gezondheid (“poor mental health outcomes”). Dit bevestigt het concept van multifinaliteit (Cicchetti & Rogosch, 1996), wat suggereert dat we kritische elementen missen die de verschillende ontwikkelingspaden voor een specifieke stoornis bevestigen. TagsPersoonlijkheidsstoornis Praktijkstandaard