Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Algemeen

Typen problemen en stoornissen bij baby’s en jonge kinderen

Zorgen rondom het jonge kind kunnen betrekking hebben op een brede range aan problemen en stoornissen, zowel qua type en ernst als qua oorzaken en mechanismen, en die zowel primair gelegen kunnen zijn in het kind, als in de omgeving, als in de interacties tussen kind en omgeving. Psychische en ontwikkelingsproblemen en stoornissen bevinden zich wat dit betreft op een continuüm. Men spreekt van een stoornis bij het kind indien de problemen/symptomen leiden tot duidelijke lijdensdruk en/of belemmeringen in functioneren, rekening houdend met de ontwikkelingsfase/het ontwikkelingsniveau, en/of indien ze leiden tot belemmeringen in de participatie van het gezin aan dagelijkse activiteiten en routines (Zero to Three, 2016).
In het eerste levensjaar staan problemen met het reguleren van basisfuncties (zoals eten, slapen, kalmeren) vaak voorop, en zijn dan ook meestal de reden om hulp te zoeken. Bij peuters en kleuters staan, naast achterblijvende taal- of motorische vaardigheden, emotionele en gedragsproblemen (angst, driftbuien of agressie, hyperactiviteit) meer voorop. Daarnaast kan er al vroeg – vaak al in de eerste twee jaar na de geboorte – sprake zijn van bredere ontwikkelingsproblemen in de zin van achterstanden, problemen of stoornissen in de (ontwikkeling van) sociaal-communicatieve functies en Autismespectrumstoornissen (ASS). Verder komen zowel problemen en stoornissen in de verwerking van sensorische prikkels voor, als op zichzelf staand of naast andere stoornissen. Daarnaast zijn er de stoornissen die veroorzaakt worden door stressoren en trauma’s gebonden aan de omgeving zoals de reactieve hechtingsstoornis, sociaal ontremde contactstoornis, posttraumatische stressstoornis en aanpassingsstoornis, welke ook al op heel jonge leeftijd zijn vast te stellen. In dit verband dienen ook de relatie-gebonden stoornissen genoemd te worden – een aparte categorie uit het diagnostisch classificatiesysteem voor 0-5 jarigen (Zero to Three, 2016), waarbij de symptomen van het jonge kind uitsluitend optreden binnen een bepaalde (per definitie verstoorde of gestoorde) relatie.

Diagnostische classificatie van psychische en ontwikkelingsstoornissen: de DC 0-5

Deze paragraaf is deels ontleend aan artikel: Visser, J.C. (2018).

Een belangrijke voorwaarde voor tijdige, vroege erkenning en behandeling zijn goed (empirisch) onderbouwde definities en criteria voor psychische en ontwikkelingsstoornissen die van toepassing zijn voor de leeftijdsrange van 0-5 jaar. Deze zijn ook noodzakelijk voor een heldere communicatie van professionals onderling en met betrokkenen, en stimuleren de toename van kennis over vroegkinderlijke stoornissen.
Voor het jonge kind van 0 tot 6 jaar is een specifiek diagnostisch classificatiesysteem recent doorontwikkeld dat zo veel mogelijk is onderbouwd met het meest recente empirisch onderzoek en input van experts wereldwijd: de Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders of Infancy and early Childhood (DC:0-5; Zero to Three, 2016; Nederlandse vertaling, 2019). De DC:0-5 is een volwaardig classificatiesysteem dat gebruikt kan worden voor deze leeftijdsrange en dat deels – maar niet volledig – compatibel is met de DSM-5. De DC:0-5 is een multi-axiaal classificatiesysteem (5 assen) waarmee de uiteenlopende dimensies en domeinen die betrekking hebben op het kind, zijn/haar omgeving en de relaties tussen kind en omgeving, geïntegreerd worden tot een diagnostische classificatie die een individueel profiel weergeeft van het kind in zijn/haar context en die daarmee de basis legt voor de behandelingsplanning.

De 5 assen van de DC: 0-5:
As I: Klinische stoornissen
As II: Relationele context
As III: Medisch-somatische aandoeningen en -overwegingen
As IV: Psychosociale stressoren
As V: Ontwikkeling van competenties

Wanneer daar wetenschappelijke onderbouwing voor is wordt bij elke classificatie de volgende informatie gespecificeerd:

  • Effect op gezins-/familie-functioneren
  • Bijkomende kenmerken
  • Beloop
  • Prevalentie
  • Risico- en prognostische factoren
  • Culturele factoren
  • Sekseverschillen
  • Differentiaaldiagnose
  • Co-morbiditeit
  • Koppeling naar DSM-5 en ICD-10

Op de vijf assen van de DC:0-5 wordt een grote diversiteit aan gegevens geordend tot een geïntegreerd en klinisch betekenisvol geheel dat de basis vormt voor de diagnostische formulering en het behandelingsplan. Deze werkwijze vereist een uitgebreid onderzoek bestaande uit minstens drie à vijf sessies van circa 45 minuten (Zero to Three, 2016). Het cruciale belang van de informatie op de 4 laatste assen voor de interpretatie van de symptomen en problemen, komt naar voren in de hiërarchische volgorde die wordt aanbevolen bij de diagnostische classificatie: achtereenvolgens worden de assen III, IV, V, II, I ingevuld, alvorens over te gaan tot het classificeren van de symptomen die de klinische stoornis op as I vormen. Dit dwingt de clinicus tot een zorgvuldige weging van alle factoren die min of meer van invloed zijn.
Op as III voor de medisch-somatische factoren vanaf de conceptie, worden behalve vastgestelde aandoeningen ook medische overwegingen (ook die van verzorgers) meegenomen. Op as IV voor de psychosociale stressfactoren, komen de stressoren en de ernst (intensiteit, duur en voorspelbaarheid) te staan en daarnaast ook de impact ervan. De impact van de stressor hangt behalve van ernst ook af van ontwikkelingsniveau, en van beschikbaarheid van volwassenen die beschermend zijn en het kind helpen om de stressor te begrijpen en ermee om te gaan (Zero to Three, 2016). Op as V worden de gegevens over adaptatie en functioneren op de belangrijkste ontwikkelingsgebieden (emotioneel, sociaal-relationeel, talig, sociaal-communicatief, cognitief, en ook motoriek en beweging) samengevoegd tot een profiel. Hierbij zijn ontwikkelingstabellen opgenomen, met voorbeelden van competenties per leeftijdscategorie (3, 6, 9, 12, 18, 36, 48 en 60 maanden) die geformuleerd zijn in termen van concreet waarneembaar gedrag. Op as II komt de adaptatie/maladaptatie binnen de relationele context te staan, die bij elk kind beoordeeld dient te worden. Met as II wordt de (adaptatie binnen de) ouder-kindrelatie systematisch beschreven, waarbij de bijdrage van de ouder en die van het kind worden meegenomen, maar ook de bijdrage van de omgeving van ouders wordt beoordeeld, zoals rolverdeling en onderlinge communicatie tussen ouders. Op as I voor de klinische stoornis wordt het bij ASS en ADHD mogelijk om symptomen van kinderen onder de 3 jaar in te delen in een atypische/vroege ASS- of ADHD-categorie wanneer deze nog niet aan de volledige kenmerken voldoen. Verder zijn er meer ontwikkelings-sensitieve criteria gekomen voor de angst-, stemmings- en posttraumatische stressstoornissen, alsook voor de eet- en slaapstoornissen. In de DC:0-5 zijn de disruptieve, impuls-beheersings- en andere gedragsstoornissen van de DSM-5, vervangen door de stoornis van ontregelde woede en agressie waarbij de focus bij jonge kinderen komt te liggen op de extreme prikkelbaarheid en emotie-regulatiezwakte.
Daarnaast bevat de DC:0-5 aanvullende classificaties op het niveau van het kind zoals de vroegkinderlijke stoornissen in zintuiglijke verwerking, stoornis van overmatig huilen (crying disorder), en de vroegkinderlijke relatie-specifieke stoornissen wanneer de symptomen uitsluitend optreden binnen een ver-/gestoorde ouder-kindrelatie. Tenslotte worden in de DC: 0-5 de sociaal-maatschappelijke en culturele aspecten in de diagnostische formulering meegenomen.

In een DC:0-5 classificatie worden de uiteenlopende dimensies en domeinen van het kind, zijn/haar omgeving en de relaties daartussen, geïntegreerd tot een diagnostische classificatie die het profiel weergeeft van het kind in zijn/haar context en de basis legt voor een geïndividualiseerd behandelingsplan.