Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Klinisch beeld

Het perspectief van de vroege ontwikkeling en de (relationele) contexten

Gedurende de vroegkinderlijke ontwikkeling speelt een complex samenspel van factoren een rol in de ontwikkeling van problemen en stoornissen. De snelheid en veelheid aan ontwikkelingen binnen de verschillende functioneringsgebieden en hun onderlinge samenhang maken die extra gevoelig voor onderlinge verstoringen. Een vertraging, verstoring of stoornis op één van de gebieden (bijvoorbeeld taal) werkt meestal sterk door op de ontwikkeling en het functioneren op andere gebieden (bijvoorbeeld contact, emotie- en gedragsregulatie). Verder kan eenzelfde gedragsmatige uiting gebaseerd zijn op verschillende processen en (oorzakelijke) mechanismen gedurende verschillende ontwikkelingsstadia.

De sociaal-relationele contexten

De primaire verzorgers zijn de meest directe omgeving van het kind. Binnen de interactie tussen ouder en kind kunnen diverse factoren bij het kind en de ouder aanwezig zijn die mede een rol spelen in het ontstaan van (risico voor) psychopathologie bij het jonge kind of die juist een beschermend effect hebben. Gelet op risicofactoren, hebben problemen en stoornissen bij het kind direct implicaties voor de gezins- en opvoedingssituatie en omgekeerd. Van begin af aan kan de intra-uteriene omgeving de ontwikkeling beïnvloeden. Na de geboorte leert het kind zichzelf geleidelijk aan te reguleren binnen het nauwe samenspel van de interactie/relatie met zijn/haar ouders. In de interactie tussen ouder en kind kunnen de problemen bij de ouder – via verminderde sensitiviteit en opvoedingsvaardigheden – en de problemen van het kind elkaar dan ook versterken. Ouderfactoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan of verergeren van psychopathologie bij het jonge kind zijn ouderlijke psychopathologie (waaronder postpartumdepressie en –psychose), verslavingsproblemen, en ook een verleden van verwaarlozing, mishandeling en/of (onverwerkte) trauma’s (Goodman & Gotlib, 1999; Lambregtse-Van den Berg e.a., 2014).
De ouders/het gezin maken zelf ook deel uit van een brede sociaal-maatschappelijke en culturele context die ook van grote invloed is. Behalve de (al dan niet gedeelde) visie, normen en waarden van de familie(leden) en hun onderlinge relaties, gaat het hier tevens om beschermende of risicovolle leefomstandigheden zoals een kwalitatief voldoende goed netwerk versus sociale isolatie, voldoende inkomen versus armoede, gezondheid versus ziekte, en de mate van stressvolle levensgebeurtenissen. Wanneer risicovolle leefomstandigheden de ouders van jonge kinderen treffen, kan dit behalve op hun rol als verzorger en opvoeder (verminderde draagkracht en toegenomen draaglast) ook een enorme weerslag hebben op hun kind. Het is daarom noodzakelijk om informatie over de primaire en brede context in te winnen in het kader van een betrouwbare, volledige diagnostiek die als basis zal dienen van interventies.

Vroegkinderlijke problemen en symptomen worden altijd beoordeeld vanuit het bio-psycho-sociale, transactionele ontwikkelingsmodel waarin de wisselwerking tussen de dimensies van het kind en van de ouder(s) en de brede sociaal-maatschappelijke context, een continu dynamisch elkaar beïnvloedend proces is (Sameroff, 2000).

Kindfactoren

Kindfactoren die een rol kunnen spelen in het ontstaan van psychopathologie bij het jonge kind, zijn aanlegfactoren (waaronder erfelijke aanleg/kwetsbaarheid voor ontwikkelingsproblemen en psychopathologie, temperament), prematuriteit en dysmaturiteit die zowel bepaald kunnen worden door kind- als omgevingsfactoren en medisch-somatische problemen (Lambregtse-Van den Berg, Visser, Van Ransbeek, Van Lier, & Van Daalen, 2014; Visser e.a., 2015).

Ouderfactoren

Ouderfactoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan van een aantal vormen van psychopathologie bij het jonge kind zijn ouderlijke problemen en/of psychopathologie waaronder (postpartum) angst, depressie en psychose), verslavingsproblemen, en/of een (onverwerkte) traumatische voorgeschiedenis (Goodman & Gotlib, 1999; Lambregtse-Van den Berg et al., 2014).

Ouder-kindinteractie-/relatiefactoren

In de interacties/relatie tussen ouder en kind kunnen zowel risico- als beschermende factoren een rol spelen. Intrinsieke problemen bij het kind hebben direct implicaties voor de gezins- en opvoedingssituatie en omgekeerd. Al in een vroeg stadium kunnen intra-uteriene invloeden, zoals stress en middelengebruik, de ontwikkeling van het jonge kind beïnvloeden. Een kind leert zich na de geboorte voornamelijk te reguleren in de interactie met zijn/haar ouders. Verminderde sensitiviteit en opvoedingsvaardigheden van de ouder door uiteenlopende oorzaken enerzijds en problemen van het kind anderzijds kunnen elkaar dan ook sterk beïnvloeden. Omgekeerd kunnen sensitiviteit en goede opvoedingsvaardigheden van de ouders een gunstige invloed hebben op zowel de problematiek van het kind als op de interacties. Er zijn aanwijzingen dat de (hersen)ontwikkeling mede bepaald wordt door de kwaliteit van de affectieve band tussen het jonge kind en zijn ouders (Teicher e.a., 2003). Ingrijpende en stressvolle ervaringen tijdens de prenatale ontwikkeling en eerste levensjaren kunnen dan ook een blijvend effect hebben op de structuur van het jonge brein (Anda, e.a., 2006; Sroufe, 2005; Vaughn, 2005).

N.B. Voor een uitgebreide beschrijving van de gehechtheids- en ontwikkelingsproblematiek verwijzen wij naar de richtlijn problematische gehechtheid (juli 2017). Voor een uitgebreide beschrijving van zwangerschap-gerelateerde psychiatrie verwijzen wij naar de website van het Landelijk Kenniscentrum Psychiatrie en Zwangerschap.