Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Beloop en prognose

Autismespectrumstoornis wordt meestal gezien als een levenslange diagnose. Wel treden er in de loop van de verschillende ontwikkelingsfasen vaak verschuivingen op in het klinisch beeld. Echter, er zijn kinderen die een periode net binnen de classificatie kunnen vallen terwijl ze er na een periode ook buiten kunnen vallen (Helt e.a., 2008). In een recente meta-analyse werd duidelijk dat iets minder dan de helft van de mensen met autisme een slechte uitkomst heeft, ongeveer een derde een matige uitkomst en een vijfde een goede uitkomst (Steinhausen e.a., 2016). De ernst speelt daarin een rol: hoe ernstiger de ASS-symptomatologie, hoe groter de kans dat iemand slechter uitkomt. Belangrijke voorspellers voor het beloop op langere termijn zijn de taalontwikkeling (aanwezigheid van communicatieve spraak op de leeftijd van 5 jaar; Mayo e.a., 2013) en het intelligentieniveau (Howlin & Moss, 2012). Bij individuen met autisme en met een IQ hoger dan 70 zijn de verwachtingen over het beloop beter dan bij mensen met een lager IQ (Howlin e.a., 2014). Desondanks functioneren mensen met autisme vaak lager of minder zelfstandig kan je zou verwachten op basis van enkel het IQ. De uitkomst lijkt daarnaast te worden verbeterd met vroegere detectie en interventie (Louwerse e.a., 2015; Tachibana e.a., 2017; Verheij e.a., 2015).

Vroegsignalering van autisme bij kinderen is van belang om de problematiek te verminderen en de ontwikkeling van het kind te bevorderen. Het kind en zijn of haar familie kan hierdoor zo vroeg mogelijk beginnen met de behandeling en begeleiding (Gezondheidsraad, 2009). Onderzoek naar de effectiviteit van vroege intensieve gedragsinterventies laat zien dat belangrijke winsten kunnen worden behaald op het gebied van taal- en cognitieve vaardigheden en adaptief gedrag (Dawson & Burner, 2011). Hoewel de kernsymptomen niet zullen verdwijnen, kan vroege behandeling wel zorgen dat kinderen minder last ervan ondervinden en dat comorbide aandoeningen zoals angst verminderen. Gedragsinterventies voor ouders zorgen voor verbeterde ouder-kind interacties (Dawson & Burner, 2011). In een recente meta-analyse werd gevonden dat vooral sociale wederkerigheid en ouderlijke synchroniciteit veelbelovende doelen van vroege interventie zijn (Tachibana e.a., 2017).

Autisme heeft een chronisch karakter en tegelijk een veranderend beeld, waardoor behandeling en begeleiding wisselend ingezet moeten worden (Gezondheidsraad, 2009). Een regelmatige revaluatie en het eventueel opnieuw (bij)stellen van de zorg is daarom van belang (Greaves-Lord e.a., 2012). Het kan ouders helpen om de levensloop door te nemen en aan te geven wat er op verschillende leeftijden gedaan kan worden.