Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Etniciteit

Auteurs: N. Rommelse, P. de Zeeuw & M. Luman

ADHD komt wereldwijd voor (Buitelaar & Yildirim, 2006). Het blijkt dat kinderen en jongeren van met name Turkse of Marokkaanse herkomst, in vergelijking met jeugd van Nederlandse herkomst relatief minder vaak in aanraking komen met de jeugd-GGZ (Verhulp, 2014). Dit terwijl psychische problemen minstens even vaak voorkomen onder jongeren van niet-Nederlandse herkomst dan onder hun leeftijdgenoten van Nederlandse afkomst (Trimbos, 2010).

Zwirs (2006) toont aan dat op basis van de totale prevalentie van psychiatrische stoornissen geen verschil is voor de verschillende etnische groepen in Nederland, ook niet voor de prevalentie van ADHD in het bijzonder. Toch krijgen kinderen van niet-Nederlandse herkomst minder vaak een behandeling dan autochtone kinderen (Buitelaar & Yildirim, 2006). Een reden kan zijn dat ouders met een niet-Nederlandse herkomst relatief weinig problemen signaleren bij hun kinderen (Verhulp, 2014). Dit kan te maken hebben met het feit dat deze ouders een andere definitie hebben van normaal of abnormaal gedrag. En wanneer ouders eenmaal het gedrag als problematisch beschouwen, kunnen zij zich anders gaan opstellen door sociaal wenselijk gedrag te tonen om zo een beter beeld te schetsen (Zwirs, 2006). Onderdiagnostiek bij de hulpverlener kan ook een reden zijn, omdat de gedragingen anders worden geinterpreteerd vanwege een culterele bias. Ook de taalbeheersing kan een probleem zijn waardoor verschillende nuances gemist kunnen worden (Verhulp et al., 2013). Zwirs (2006) geeft aan dat meer aandacht gegeven moet worden aan het signaleren van gedragsstoornissen bij schoolgaande kinderen van niet-Nederlandse afkomst. Hulpverleners moeten ook vaker onderzoek doen naar achterliggende psychopathologie (Buitelaar & Yildirim, 2006).

Het gebruik van ADHD-medicatie is ook anders voor verschillende etnische afkomsten (Van den Ban, Souverein, Van Engeland, Swaab, Egberts & Heerdink, 2015). Een deel van de Nederlandse en Turkse patiënten begint al met het slikken van ADHD-medicatie vóór de diagnose. Dit kan het gevolg zijn van een verschil in verwijzingen en toegang tot zorg in vergelijking met Marokkaanse en Surinaamse kinderen. Verder lijken Marokkaanse en Turkse kinderen minder vaak te starten en sneller te stoppen met ADHD-medicatie dan Nederlandse kinderen. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met gevoelens van schaamte, vooroordelen en/of negatieve ervaringen met de jeugd-ggz.