Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Comorbiditeit

Auteurs: N. Rommelse, P. de Zeeuw & M. Luman

Bij kinderen die voor diagnostisch onderzoek worden aangemeld gaat ADHD in de meerderheid van de gevallen gepaard met andere problematiek. Bij kinderen met vergelijkbare gedragingen die niet voor onderzoek worden aangemeld, of die enkel in de eerste-lijn worden behandeld, is er veel minder vaak sprake van comorbide problematiek (Caye et al., 2016). Deze stoornissen en problemen kunnen de ADHD-symptomen verergeren en invloed hebben op het beloop. Over het algemeen geldt dat comorbide problematiek bijdraagt aan een negatievere prognose (Caye et al., 2016). Prevalentiecijfers van comorbide stoornissen verschillen echter. De Gezondheidsraad (2014) spreekt van bijkomende psychiatrische stoornissen in “meer dan de helft van de gevallen”. Taurines en collega’s (2010) en Warikoo en Faraone (2013) hebben het in hun reviews over tweederde van de gevallen van ADHD waar comorbiditeit voorkomt.

  • Licht verstandelijke beperking (LVB); jeugdigen met ADHD hebben vaker een LVB. Omgekeerd hebben jeugdigen met een LVB vaker ADHD (Didden et al., 2016). In de literatuur worden verschillen opgemerkt tussen kinderen met ADHD en kinderen met ADHD en een verstandelijke beperking. Kinderen met een verstandelijke beperking zouden bij hun ADHD vaak last hebben van stereotypen en angsten, waaronder separatieangst. Bovendien zou er bij hen vaak sprake zijn van comorbide oppositionele opstandige stoornis, een gedragsstoornis of een depressieve stoornis.

 

  • Hoogbegaafdheid; ondanks de hardnekkige mythe is het niet zo dat ADHD vaker voorkomt dan gemiddeld bij heel intelligente (hoogbegaafde) kinderen (Rommelse et al., 2016, 2017). Een hogere intelligentie gaat juist minder vaak gepaard met ADHD.

 

  • Emotieregulatieproblemen (kort lontje, heftige emotionele schommelingen) (Biederman et al., 2012)
  • Sociale problemen, variërend van mild tot ernstig (autisme spectrum stoornis) (Rommelse et al., 2011), bijvoorbeeld: ruzies met klasgenoten, zich snel aangevallen of benadeeld voelen, het eigen aandeel in conflicten niet zien, zich moeilijk kunnen inleven in anderen, emoties niet goed herkennen
  • Gedragsproblemen, variërend van mild tot ernstige gedragsstoornissen (ODD/CD), bijvoorbeeld moeilijk te corrigeren zijn door de leerkracht, snel een weerwoord geven, de grens opzoeken, maar ook pesten, vandalisme en stiekem gedrag. Gedragsproblematiek in de vorm van oppositional defiant disorder (ODD) komt voor bij ongeveer de helft van de kinderen met ADHD (Gillberg et al., 2004; Taurines et al., 2010; Warikoo & Faraone, 2013) en conduct disorder (CD) bij 20-25% van de kinderen met ADHD. Met name bij adolescenten is er een verhoogd risico op CD naast de ADHD (Huh et al., 2011)
  • Motoriek: schrijfproblemen, moeite met gymlessen, onhandigheid, articulatieproblemen (Fliers, 2010). In ongeveer de helft van de gevallen gaat ADHD samen met problemen in de motoriek en bewegingsstoornissen zoals dyspraxie of coördinatieontwikkelingsstoornis (developmental coordination disorder, DCD) (Gillberg et al., 2004). De motorische problemen nemen meestal af naarmate het kind ouder wordt
  • Faalangst, angstklachten. Wat minder bekend is maar toch frequent voorkomt bij kinderen met ADHD is angst, voornamelijk bij meisjes. Ongeveer 20-30% van de kinderen met ADHD heeft angstklachten (Taurines et al., 2010; Warikoo & Faraone, 2013) en die worden niet vaak onderkend.
  • Negatief zelfbeeld, stemmingsproblemen. Depressieve klachten komen bij 10-40% van de kinderen en adolescenten met ADHD voor, vaak als gevolg van faal- en pestervaringen die deels weer het gevolg zijn van het eigen drukke, impulsieve en ongeconcentreerde gedrag (Taurines et al., 2010; Warikoo & Faraone, 2013). Stemmingsproblemen worden vaak gemist, vooral wanneer er ook sprake is van opstandig gedrag dat veel meer op de voorgrond staat.
  • Posttraumatische stressstoornis (PTSS). Kinderen en jongeren met ADHD maken vaker nare levensgebeurtenissen mee en zijn tevens gevoeliger voor het ontwikkelen van post-traumatische stress als gevolg hiervan (Biederman et al., 2013). PTSS gaat gepaard met een verhoogde arousal en concentratieproblemen, kenmerken die veel overlap vertonen met die van ADHD. Het is daarom belangrijk om bij een vermoeden van PTSS de behandelrichtlijn PTSS te volgen alvorens een diagnose ADHD te stellen
  • Slaap- waakstoornissen, variërend van milde inslaapproblemen tot fors afwijkend circadiaan ritmestoornissen inclusief in- en doorslaapproblemen en sterk verkorte slaapduur. Dit kan het gevolg zijn van -of verergerd worden door- het gebruik van stimulantia als behandeling van ADHD (Gezondheidsraad, 2014), maar is veelal al voorafgaand aan de medicatiebehandeling aanwezig sinds jonge leeftijd
  • Voedings- en eetstoornissen (Råstam et al., 2013)
  • Ticstoornissen en Gilles de la Tourette. Ongeveer 20-30% van de kinderen met ADHD heeft last van tics, waarbij motorische tics niet verward moeten worden met motorische onrust die bij ADHD wordt gezien. Andersom voldoet 55-70% van de kinderen met een ticstoornis tevens aan de criteria voor ADHD (Taurines et al., 2010)
  • Leerstoornissen, zoals dyslexie, dyscalculie en een taalontwikkelingsstoornis (Sanders, 2017). De schatting is dat tussen de 20-60% van de ADHD-kinderen last heeft van een leerstoornis (Gezondheidsraad, 2000; Warikoo & Faraone, 2013)
  • Verslavingsstoornissen, inclusief gameverslaving. ADHD vergroot vooral in combinatie met andere gedragsstoornissen de kans op middelenmisbruik en alcohol- of drugsverslaving (10-20%) op latere leeftijd (Gezondheidsraad, 2014; Taurines et al., 2010)
  • Persoonlijkheidsstoornissen. De kans op het ontwikkelen van persoonlijkheidsstoornissen tijdens de adolescentie en volwassenheid is verhoogd bij mensen met ADHD. Vooral de borderline persoonlijkheidsstoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis komen vaker dan gemiddeld voor bij mensen met ADHD (Matthies & Philipsen, 2014; Storebø & Simonsen, 2016). De reden hiervoor is vermoedelijk dat mensen met ADHD veel vaker negatieve feedback krijgen van anderen op hun gedrag (met als gevolg een negatief zelfbeeld), vaker faalervaringen opdoen en vaker in kwetsbaardere sociale omstandigheden opgroeien (bijv vaker conflicten binnen het gezin). Daarbij komt dat kinderen met ADHD vaak minder goed in staat zijn de eigen emoties te reguleren en veelal hun eigen aandeel in conflicten niet goed kunnen zien. De combinatie van deze kind-factoren en omgevingsfactoren is een voedingsbodem voor een onevenwichtige ontwikkeling van de persoonlijkheidsstructuur. Persoonlijkheidsproblemen hebben enorme impact op de kwaliteit van leven van een individu en zijn/haar omgeving. Het voorkomen van deze cascade naar persoonlijkheidsproblematiek is daarom erg belangrijk voor kinderen met ADHD.

Lees meer over de verschillende stoornissen

Terug naar boven