Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Diagnostiek: algemene aandachtspunten

Diagnostiek is het proces waarbij de probleemgebieden in het functioneren van een kind of jongere genuanceerd worden beschreven en waarbij de ontwikkeling op verschillende deelgebieden in beeld wordt gebracht. Hierbij hoort een inventarisatie van verschillende omgevingsvariabelen die van invloed kunnen zijn op het functioneren van de jongere, evenals de sterke kanten van de jongere en diens omgeving.

Diagnostiek is gericht op de volle breedte van de ontwikkeling van de jongere, de in de ontwikkeling optredende problemen en kansen en de mogelijkheden voor behandeling en begeleiding. Bij het verrichten van diagnostisch onderzoek is een aanpak gericht op alleen het uitvragen van de gedragskenmerken die horen bij een (DSM5-) classificatie niet voldoende. Classificatie vindt plaats wanneer de gedragskenmerken gewogen worden getoetst aan de formele criteria van de classificatiecategorieën van een classificatiesysteem, zoals de DSM. Naast een classificatie dient een beschrijvende diagnose te worden gesteld, met daarin een (gestructureerde) anamnese én een gedegen analyse van somatische, sociale, culturele en psychologische factoren die kunnen hebben bijgedragen aan het ontwikkelen, in stand blijven of verergeren van de problemen (richtlijn diagnostiek ADHD bij kinderen, 2018).

Ook diagnostiek naar eventuele comorbide aandoeningen en klachten maakt standaard onderdeel uit van de diagnostiek bij ADHD. Bij kinderen en jongeren met ADHD is in veel gevallen sprake van comorbide gedragsproblemen, zoals ongehoorzaamheid, opstandig gedrag of agressie. Soms zijn de gedragsproblemen zo sterk aanwezig dat er sprake is van een oppositioneel-opstandige stoornis (Taurines et al., 2010; Warikoo & Faraone, 2013) of normoverschrijdend-gedragsstoornis (Huh et al., 2011). Ook angst- en stemmingsproblemen (Taurines et al., 2010; Warikoo & Faraone, 2013), slaapproblemen (Gezondheidsraad, 2014), leerproblemen (Warikoo & Faraone, 2013) en motorische problemen (Fliers, 2010), autisme (Rommelse et al., 2011) en tics (Taurines et al., 2010) komen regelmatig voor. Bij jongeren komen problematisch middelengebruik en verslaving (Gezondheidsraad, 2014; Taurines et al., 2010), eetstoornissen (Råstam et al., 2013) en persoonlijkheidsstoornissen relatief vaak voor (Matthies & Philipsen, 2014; Storebø & Simonsen, 2016).

Zorgvuldige diagnostiek is van groot belang om vast te stellen of er inderdaad sprake is van een classificatie ADHD, om overdiagnostiek te voorkomen en om de juiste behandeling te indiceren. Een adequate behandeling kan vervolgens leiden tot verbetering van het functioneren op verschillende domeinen (thuis, op school, in sociale relaties en in het maatschappelijk verkeer) en klachtenvermindering bij de kinderen en jongeren zelf (richtlijn diagnostiek ADHD bij kinderen, 2018).

Behandelaren die betrokken zijn bij de diagnostiek dienen kennis te hebben van (richtlijn diagnostiek ADHD bij kinderen, 2018):

  • de etiologie van ADHD
  • de presentatie van de kenmerken, in een ontwikkelingsperspectief en binnen verschillende contexten
  • het te verwachten beloop
  • de aangedane en bedreigde psychische functiegebieden (alle cognitieve en emotionele functies)
  • de specifieke kenmerken die passen bij de ontwikkelingsfase
  • de impact van de klachten op het functioneren van de cliënt, zijn systeem en de omgeving
  • evidentie op het gebied van effectieve begeleiding en behandeling
  • geslachtsspecifieke kenmerken
  • cultuurspecifieke aspecten

Destigmatisering

Het is van belang dat behandelaren die diagnostiek verrichten zich bewust zijn van de mogelijk stigmatiserende effecten van een classificatie (Mueller, 2012). Zij gaan hier zorgvuldig en terughoudend mee om en bespreken een eventuele classificatie in een normaliserend kader (zie ook de kwaliteitsstandaard Destigmatisering). Dit betekent dat behandelaren goed moeten kunnen uitleggen hoe de systematiek van de DSM-5 in elkaar zit. Veel DSM-classificaties in de DSM, waaronder ADHD, staan immers los van de oorzaak en geven alleen aan dat iemand bepaalde – op zichzelf normale – gedragingen in meer dan gemiddelde mate heeft en hier duidelijke beperkingen van ondervindt. In dat opzicht kunnen classificaties gezien worden als ‘afspraken’ over wanneer we bepaalde gedragingen of symptomen een naam geven (zoals ADHD). Daarnaast kunnen classificaties veranderen over tijd en wisselen per context, waardoor een kind of jongere binnen de ene context wel en binnen de andere context niet aan de criteria voor een classificatie ADHD voldoet (richtlijn diagnostiek ADHD bij kinderen, 2018).

Cultuur-sensitief diagnosticeren

Belangrijke voorwaarde voor een geslaagd diagnostisch traject is om veel zorg te besteden aan het opbouwen van een zo goed mogelijke vertrouwens-en werkrelatie met ouders. Hierbij wordt, op cultuur-sensitieve wijze, afgestemd op de vragen, behoeften en mogelijkheden van ouders. Bij aanwezige culturele verschillen zou gebruik gemaakt kunnen worden van het DSM-5 Cultural Formulation Interview (CFI).

Daarnaast is het van belang om bij het afnemen van diagnostische tests rekening te houden met de culturele achtergrond zodat dit zo min mogelijk leidt tot verstoord contact, verkeerde inzichten en fouten. Die kunnen bijvoorbeeld ontstaan doordat het gezin de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, waardoor er onduidelijkheden in de communicatie met de diagnosticus kunnen ontstaan. Er zijn geen cultuurvrije instrumenten, maar wel instrumenten die meer en minder bruikbaar zijn in de interculturele diagnostiek (Van de Vijver, 2016).