Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Differentiaal-diagnostiek

Psychotische klachten kunnen ontstaan bij verschillende psychiatrische en somatische ziektebeelden, en bij middelenmisbruik. Psychotische ervaringen kunnen ook plaatsvinden zonder dat er sprake is van een stoornis. Uit een recente overzichtsstudie is gebleken dat psychotische symptomen voorkomen bij ongeveer 17% van de 9- tot 12-jarigen en bij ongeveer 7,5% van de 13- tot 18-jarigen (Kelleher et al., 2012). Bij eerste symptomen staat de uiteindelijke diagnose daarom nog niet vast. In de praktijk blijkt dat die ook niet altijd klinische relevantie hebben, al is het wel belangrijk ze goed uit te vragen. De waarde die de jongere zelf hecht aan bijvoorbeeld de hallucinaties lijkt van belang in het wel of niet ontwikkelen van een psychotische stoornis. Verder zijn de verschillende mogelijke diagnosen door overlap vaak lastig van elkaar te differentiëren. Vooral bij kinderen en jongeren kan het enige tijd duren voordat de onderliggende stoornis zich uitkristalliseert. Dit geldt ook voor psychotische stoornissen: de diagnose kan meestal niet gesteld worden na een eerste psychose. Soms is de aanwezigheid van een psychotische stoornis echter evident. Dan moet de diagnose ook gesteld worden, want dit heeft consequenties voor de behandeling.

Voor een uitgebreide bespreking van een groot aantal van de onderstaande stoornissen kan verder gekeken worden bij het desbetreffende thema op onze website.

Psychische stoornissen

Gedrags- en emotionele stoornissen

Hallucinaties kunnen voorkomen bij conduct disorder (CD) en emotie-regulatie stoornissen (Garralda, 1984; de Leede-Smith & Barkus, 2013), vooral in combinatie met stress.

Angst- en dwangstoornissen

Kinderen met een posttraumatische stress stoornis (PTSS) hebben vaak levendige herinneringen aan het trauma. Zij kunnen ook herbelevingen en dissociatie (derealisatie en depersonalisatie) ervaren. Jonge kinderen met PTSS kunnen last hebben van hallucinaties, inhoudelijk meestal gerelateerd aan het trauma. Verder kunnen cognitieve klachten (concentratie- en geheugenproblemen), hyperalertheid, achterdocht, snel geïrriteerd zijn en agressie voorkomen. Al deze klachten kunnen eveneens passen bij een acute psychose. Bovendien is trauma in de kindertijd gerelateerd aan psychotische klachten en psychotische stoornissen op volwassen leeftijd (Kilcommons & Morrison, 2005; Sommer et al., 2010).

Bepaalde symptomen zoals dwanggedachten, bizarre gedragingen en angsten kunnen voorkomen bij zowel obsessief-compulsieve stoornis (OCD) als psychotische stoornissen (Lewin et al., 2010; Rodowski et al., 2008). Hoewel de meeste mensen met OCD inzien dat hun dwanggedachten en -handelingen irreëel zijn, zijn er ook personen die geen goed inzicht hebben in hun gedachten en gedrag (zie Lewin et al., 2010; Rodowski et al., 2008). Hierdoor kunnen (ernstige) gevallen van OCD zich voordoen als een psychotische stoornis (Rodowski et al., 2008).

Ontwikkelingsstoornissen

Er is overlap tussen de symptomen van psychotische stoornissen en autismespectrumstoornissen (ASS), zoals tekortkomingen in de sociale interactie en eigenaardigheden in spraak (APA, 2013). Daarnaast delen zij een aantal risicofactoren, zoals peri- en prenatale complicaties (Hamlyn et al., 2013). Er zijn echter ook belangrijke verschillen tussen de twee, waarbij ASS zich in de regel in de kinderjaren openbaart, en psychotische stoornissen meestal debuteren in de adolescentie of jongvolwassenheid. Met name het onderscheid tussen very early onset schizophrenia (VEOS) en een stoornis in het autismespectrum kan daarom lastig zijn (Dossetor, 2007). Het afnemen van een ontwikkelingsanamnese kan helpen om onderscheid te maken (Maat en Palmen, 2019). Uit onderzoek blijkt dat psychotische symptomen zoals wanen en hallucinaties vaker voorkomen bij patiënten met ASS dan in de gezonde populatie (Konstantareas & Hewitt, 2001). Aan de andere kant vertonen veel kinderen met autisme abnormale zintuiglijke waarnemingen en kunnen zij bijzondere preoccupaties hebben, die onterecht geïnterpreteerd kunnen worden als hallucinaties of wanen (Starling & Dossetor, 2009). Bij de medicamenteuze en psychotherapeutische behandeling van een psychose bij een kind, is het van belang om te weten of er ook sprake is van ASS omdat zij nog meer gebaat zijn bij duidelijkheid en structuur en beperking van sociale prikkels. Daarbij zijn zij extra gevoelig voor de bijwerkingen van antipsychotische medicatie (Maat en Palmen, 2019).

Affectieve stoornissen

Om het onderscheid tussen een affectieve stoornis en een psychotische stoornis te maken, moet het premorbide functioneren goed worden nagevraagd. Psychotische stoornissen ontstaan meestal sluipend met verslechterd functioneren. Navragen van de familiaire belasting, ook voor bijvoorbeeld bipolaire stoornis, kan helpen bij de differentiatie.

Kinderen met een depressie kunnen last hebben van hallucinaties (meestal auditief), wanen en, uiterst zelden, denkstoornissen. De positieve symptomen zijn gebonden aan de periode van veranderde stemming en zijn stemmingscongruent. De negatieve symptomen die op kunnen treden bij depressie, vlakheid in combinatie met wanhoop en somberheid, zijn vaak wel te onderscheiden van de typische vlakheid bij een psychotische stoornis. Gedesorganiseerd gedrag en spraak worden bij een depressie zelden gezien.

Bipolaire stoornis

Kinderen en adolescenten met een bipolaire stoornis hebben vaak een geschiedenis van psychotische klachten en/of een psychose (Axelson et al., 2006). Omdat symptomen van een bipolaire stoornis en psychotische stoornis sterk overlappen, bestaat er een risico dat adolescenten met de verkeerde stoornis gediagnosticeerd worden (Soutullo et al., 2009; Kafali et al., 2019). Kinderen met een psychotische stoornis hebben vaker dan kinderen met een bipolaire stoornis premorbide persoonlijkheidsproblemen en ontwikkelingsstoornissen, een sluipend begin van de klachten, meer last van wanen en afgevlakt affect (Singh et al., 2014).

Persoonlijkheidsstoornissen

Deze worden meer gezien tijdens de late adolescentie en begin van de volwassenheid. Nu was tot voor kort het ook in de regel niet wenselijk persoonlijkheidsstoornissen te diagnosticeren voor het 18e levensjaar, wat een vertekening van de prevalentie bij jeugd kan hebben veroorzaakt. Met name de schizotypische persoonlijkheidsstoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis kunnen gepaard gaan met psychotische klachten (bijv. akoestische hallucinaties) en kortdurende psychotische episoden. Van de jongeren met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis ontwikkelt 25% schizofrenie of een schizo-affectieve stoornis.

Organische en somatische ziektebeelden

Middelenmisbruik

Middelenmisbruik is een belangrijke oorzaak of luxerende factor van psychose bij adolescenten en volwassenen. Zo wordt veelvuldig gebruik van cannabis, vooral als iemand er jong mee is begonnen en het gehalte THC (tetrahydrocannabinol) van de cannabis hoog is, in verband gebracht met psychose (Zorgstandaard Psychose, 2017; EBRO Module Vroege Psychose, 2017).

Net als bij volwassenen kunnen psychosen bij kinderen en jongeren veroorzaakt worden door een veelvoud aan organische stoornissen, onder andere temporale epilepsie, een hersentumor, een hersenvliesontsteking, neurodegeneratieve stoornissen en een delier (Giannitelli et al., 2018). Neurodegeneratieve stoornissen zijn uiterst zeldzaam op kinderleeftijd en gaan vaak gepaard met bewegingsstoornissen en verlies van reeds aangeleerde cognitieve vaardigheden. Een delier ontstaat doorgaans in enkele uren tot dagen, is van voorbijgaande aard en wordt gekenmerkt door een fluctuerend beloop. Voorop staan: verminderd bewustzijn, gestoorde aandacht en cognitieve functies. Een delirium bij kinderen kan meerdere oorzaken hebben, waaronder infecties, medicatie gerelateerde factoren, en auto-immuun gerelateerde factoren (Smith et al., 2013).

Genetische syndromen

verschillende genetische syndromen kunnen samengaan met psychotische klachten, waaronder velocardiofaciaal syndroom (i.e., 22q11, DiGeorge syndroom), syndroom van Klinefelter, en Prader-Willi syndroom (Cederlöf et al., 2014; Shriki-Tal et al., 2017; Molebatsi & Olashore, 2018).