Passend onderwijs kijkt vooral naar de mogelijkheden van leerlingen en wat er nodig is om het onderwijs te geven dat daarbij past. Die omslag wordt vaak benoemd als de verandering van: ‘Wat heeft dit kind?‘ naar: ‘Wat heeft dit kind nodig?‘. Daarmee staan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van leerlingen centraal. Niet (meer) het probleem of ‘etiket’ staat centraal, maar welke ondersteuning het kind nodig heeft om de voor hem gestelde onderwijs- en ontwikkelingsdoelen te bereiken. Om precies te weten wat een kind nodig heeft blijft diagnostiek belangrijk, zeker bij (vermoedens van) psychische stoornissen. Men spreekt dan van handelingsgerichte diagnostiek, omdat naast een analyse van de psychische aandoening een analyse nodig is van wat die leerling nodig heeft om met die stoornis optimaal van het onderwijs te kunnen profiteren. In het geval van (vermoedens van) een psychische stoornis hebben de ouders en de school hierbij de hulp nodig van de jeugd-ggz of een kinderpsychiater. Behalve de ondersteuningsbehoeften van de leerling wordt ook gekeken naar de ondersteuningsbehoeften van de ouders en van de leerkracht of de school. Het is belangrijk om te weten welke ondersteuning het beste bij een leerling past. Soms is dit al bekend omdat de leerling met een duidelijke ondersteuningsvraag is doorverwezen naar de school, maar ook ouders spelen hierbij uiteraard een belangrijke rol. Van ouders wordt verwacht dat ze, als dat bekend is, bij de aanmelding aangeven dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft. Zonder die informatie kan de school immers ook niet nagaan of en hoe ze die ondersteuning gaat bieden. Als nog niet duidelijk is welke ondersteuning nodig is, wordt dat onderzocht. Dit gebeurt meestal door of op initiatief van de intern begeleider. Als het nodig is, kan het samenwerkingsverband hierbij ook helpen. In het speciaal onderwijs wordt dit gedaan door de commissie van begeleiding of de commissie van onderzoek. Scholen benutten verschillende instrumenten waar leerkrachten mee kunnen werken om die ondersteuningsbehoeften in kaart te brengen (bijvoorbeeld het Groeidocument voor handelingsgericht werken). Ook kunnen bij (vermoedens van) psychische problemen door de school diagnostische instrumenten worden ingezet. En wanneer die vermoedens blijven zal de school na overleg met de ouders de jeugdhulp inschakelen, via het multidisciplinair overleg op school, het wijkteam of CJG of via de jeugdarts (GGD) of de huisarts. TagsPassend onderwijs