Samen werken, voor een psychisch gezonde jeugd

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Lieke van Domburgh (keynote speaker): 5 vragen over moeilijk bereikbare kinderen

Tijdens het Jaarcongres Kinder- en Jeugdpsychiatrie zullen we ons verdiepen in de problematiek van het moeilijk bereikbare kind met psychische problemen. Hoe bieden we hulp aan zwerfjongeren, migrantenkinderen, criminele jongeren, kinderen van ouders met psychische of verslavingsproblemen, kinderen met een lichte verstandelijke beperking of thuiszitters? Lieke van Domburgh (Pluryn-Intermetzo) is keynote speaker op dit congres. We stelden haar vooraf 5 vragen.

Op Twitter vroegen mensen zich af: moeten we de genoemde groepen wel per definitie bereiken?

Lieke van Domburgh: “Ik vind dat alle kinderen met psychische problemen recht hebben op feitelijke toegang tot de zorg die ze nodig hebben. Dus ja we zouden ook het moeilijk bereikbare kind moeten bereiken. Maar er zit natuurlijk wel een kern in zo’n vraag op Twitter: wie bepaalt of je hulp nodig hebt? En welke hulp is dat dan? Aan die vraag zitten allerlei kanten. Aan de ene kant wil je er eerder bij zijn, je wilt gezinnen op tijd passende hulp bieden. Hebben we daar dan nu met elkaar maatschappelijk de juiste balans in gevonden? Of zijn er bepaalde groepen die we eigenlijk te veel of te snel hulp geven, medicaliseren we onnodig? Mensen die veel uitgaan van de maakbaarheid, vinden juist wél de weg naar de hulpverlening.

En tegelijkertijd zijn er ook kinderen waarvan wij toch zien, bijvoorbeeld in de gesloten jeugdzorg, dat ze door de mazen van ons zorgsysteem zijn geglipt. Daarmee hebben we hen geen goed gedaan. De vraag is hoe dit komt. Zijn wij nou te weinig bereikbaar? Of spreken we een andere taal?

Het derde punt, bepaalde groepen lopen extra risico om psychische problemen te ontwikkelen, denk aan kinderen van ouders met psychiatrische problematiek (KOPP) of asielzoekerskinderen die met trauma of met getraumatiseerde ouders binnenkomen. Andere voorbeelden zijn kinderen van tienermoeders of kinderen die in armoede leven. Bij deze kwetsbare groepen is de vraag: hebben we ze voldoende in beeld en zetten we daar preventief de juiste hulp op in, wie gaat dat doen en wat is daarin de taak van de kinder- en jeugdpsychiatrie?”

“Dat je je dan realiseert: ik heb gewoon een hele gekke vraag gesteld. Dit is totaal niet hoe het hier werkt.”

Wat moet er binnen de ggz nog gebeuren op dit vlak?

Lieke van Domburgh: “Ik denk dat de ggz nog wel iets te doen heeft. We moeten ons afvragen welke rol we spelen, welke positie we hebben in het zorglandschap en welke unieke bril de kinder- en jeugdpsychiatrie toevoegt om problematiek te duiden en bij te dragen aan oplossingen. Zeker bij groepen in de jeugdzorg en ook wel in het forensisch veld, waar enorm veel psychiatrische problematiek speelt, die niet onderkend is. Omdat het type kinderen zijn, die daar niet van nature terechtkomen. Ik denk toch dat de klassieke ggz voor een deel de hulpverlening is van hoogopgeleid blank Nederland.

Ik denk dat op kennisgebied de kinder- en jeugdpsychiatrie een enorm actieve rol te spelen heeft, juist voor de meest kwetsbare groepen van Nederland. Maar dat we daarin ook moeten bedenken dat we dus EEN discipline zijn en niet DE discipline. Een discipline in al die radertjes rondom het kind en het gezin, die eraan kan bijdragen dat het weer gaat draaien.”

“Wij zijn als kinder- en jeugdpsychiatrie EEN discipline, niet DE discipline.”

Waarom is dit Jaarcongres interessant voor professionals?

“Ik denk dat het bereiken van kwetsbare groepen vraagt om kennisdeling en ontwikkeling. Aan de ene kant gaat dat om het kennisgebied kinder- en jeugdpsychiatrie en wat je deze groepen kan bieden aan effectieve behandelvormen. En aan de andere kant juist over de vraag hoe je – gedacht vanuit dat gezin en die cliënt – kunt aansluiten en daarbij passende ondersteuning kunt bieden. Het is essentieel dat je daar met elkaar handvatten voor krijgt.

De sleutel zit toch in aansluiten. We komen heel snel tegenover elkaar te staan, wanneer anderen vinden dat kinderen of gezinnen iets moeten doen, of niet passen. De kunst is uiteindelijk toch om in hetzelfde team te blijven voetballen. En voor dezelfde goal te gaan. Bij sommige groepen mensen is dat moeilijker dan bij anderen. Maar het ligt ook aan ons, aan de kloof tussen onszelf en degene die we zouden willen ondersteunen. Als die heel groot is, in hoe we kijken, hoe we zijn en hoe we door de wereld gaan, dat is gewoon een hele andere uitdaging. Ik hoop dat we tijdens het congres daar wat meer oog voor kunnen hebben, maar er ook de uitdaging van zien. Want het is ook leuk werk. Er wordt vaak gedacht: dat zijn moeilijke mensen en die willen niet, zijn niet gemotiveerd. Maar daar zit altijd iets achter, maar waartoé zijn mensen gemotiveerd? Dat is misschien niet waar jij toe gemotiveerd bent.”

“Het is de kunst om in hetzelfde team te blijven voetballen.”

Wat is de uitdaging voor professionals die met deze groepen werken?

“Dat is ook een beetje nieuwsgierigheid. Toen ik ooit begon met onderzoek doen bij delinquente kinderen, kwam ik bij iedereen thuis. Dat heeft me zoveel geleerd over allerlei aannames die mensen doen. Als je niet oppast zeg je in je behandelkamer: “dat is huiswerk” of “die oefening moet je doen” en dan kom je later in een huis waarin gewoon geen tafel staat, waar geen boeken zijn. En dat je je dan realiseert: ik heb gewoon een hele gekke vraag gesteld. Dit is totaal niet hoe het hier werkt. Dat vraagt van je dat je kan loslaten wat jouw normen en waarden zijn en echt kan denken vanuit de persoon. En wat je als zorgprofessional meeneemt. Want het moet niet een soort ‘u vraagt wij draaien’ zijn. Jij bent professional, jij hebt ook kennis en ervaring en kunde. Hoe je daar je balans in vindt, daar hebben we inmiddels best wel wat kennis en kunde over hebben.

Moeilijk bereikbare groepen zijn vaak ook mensen die ver van je af staan. Het vraagt van ons als hulpverleners dat we creatief moeten zijn. En welke kennis hebben wij dan om te zorgen dat die persoon zijn werk kan doen? Dat wordt ook steeds meer onze maatschappelijk opdracht, die gaat steeds minder over repareren en veel meer over participeren. En soms hoef je daar niet voor te repareren, soms is het niet te genezen. Daar moeten we een beetje scherper op worden.

Daarin kunnen we vanuit de kinder- en jeugdpsychiatrie als discipline wijkteams ook helpen met aangeven waarin zij het zelf kunnen en eventueel ondersteunen en bij andere dingen juist helpen met signalen herkennen van waar zij niet aan moeten beginnen. Anders ben jij als wijkteam veel te druk met die ene persoon en kom je niet meer aan de andere 99% toe. Daar zien we nu ook veel mooie initiatieven voor ontstaan. Ik hoop ook dat we die tijdens het congres voorbij zien komen.”

“Het moet niet gaan over ‘zij zijn moeilijk’ en ‘wij doen dat’ maar we zouden het veel meer mét elkaar moeten doen.”

Dus aan de ene kant je academische kennis inzetten en aan de andere kant aansluiten op de belevingswereld van de groep zelf?

“Ja. Neem als voorbeeld kinderen met ernstige gedragsproblemen in een multiproblem-gezin. Op zich weten we wat de interventies, de richtlijnen en de benodigde opvoedingsvaardigheden zijn. Dat is bij het ene kind makkelijker toe te passen dan de andere. Als de ouder ook een uitdaging is, doordat deze misschien wel last heeft van dezelfde problematiek, depressiviteit of omdat hij of zij het leven niet op orde heeft, dan verandert op zich niet dat wij deze ouder betrouwbaarder willen leren opvoeden, dus de inhoud van wat we willen leren verandert niet, maar de moeite de we moeten doen en de dingen die we moeten doen met elkaar om daar te komen, die zijn soms heel anders. Dat is volgens mij de kern van je vak: de vorm verandert, maar de inhoud niet. Die vorm kunnen we nog veel meer aansluiten en vanuit het leven van die gezinnen en jongeren kijken wat nodig is op welk moment. En vervolgens ben je nog steeds een expert en een professional in wat daar dan voor nodig is.

Ik hoop dan ook dat er jongeren en ervaringsdeskundigen aanwezig zijn op het congres. Het moet niet gaan over ‘zij zijn moeilijk’ en ‘wij doen dat’ maar we zouden het veel meer mét elkaar moeten doen.”

[/vc_column]
Lieke van Domburgh
Foto: Fred van de Heetkamp

Lieke van Domburgh is werkzaam bij Pluryn & Intermetzo als directeur van Kwaliteit van Zorg en Innovatie. Sinds december 2017 is zij ook bestuurder bij het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie.

Zij studeerde rechten en psychologie aan de universiteit van Amsterdam en promoveerde aan het VUMC afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, waar zij nu als senior onderzoeker aan verbonden is. Eerder zette zij bij Rentray, het latere Intermetzo, de afdeling Onderzoek & Ontwikkeling op en stond zij aan de basis van de Academische Werkplaats Risicojeugd. Naast haar werk bij Pluryn-Intermetzo en VUMC is zij hoofddocent module gedragsstoornissen bij SPON Postdoctoral Education.